De piekbergingen in de boezem van Rijnland

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is het oudste waterschap van Nederland. Door de eeuwen heen hebben er vele veranderingen in het waterbeheer en de bescherming tegen overstromingen plaatsgevonden.

Dijk rond de piekberging met midden op de achtergrond het inlaatpunt

Dijk rond de piekberging met midden op de achtergrond het inlaatpunt (foto Bart Schultz)

Alle rechten voorbehouden

Het beheersgebied van 117.500 hectare bestaat tegenwoordig voor 72.000 hectare uit polders die hun overtollige water lozen op de Boezem van Rijnland, met een oppervlakte van 4.500 hectare. Tevens is er rechtstreekse afwatering en kwel uit andere gebieden op de boezemwatergangen.

Oorspronkelijk werd de afvoer van overtollig water vanuit het beheersgebied verzorgd door uitwateringsluizen bij Spaarndam. Later kwamen daar sluizen bij Halfweg, Katwijk en Gouda bij. In samenhang met de aanleg van de Haarlemmermeerpolder (1848-1852), waardoor de oppervlakte aan boezemwateren met zo’n 18.000 hectare werd verkleind, zijn bij deze vier plaatsen vanaf het midden van de negentiende eeuw stoomgemalen gebouwd. Op hun beurt zijn deze gemalen aan het begin van de twintigste eeuw vervangen door dieselgemalen en elektrische gemalen. Gezamenlijk hebben de gemalen nu een capaciteit van 2.400 kubieke meter per minuut. Dit komt erop neer dat vanuit heel Rijnland per dag een waterschijf van 15 millimeter kan worden uitgemalen. Op deze wijze kan Rijnland het boezempeil in principe goed in de hand houden.

Door de eeuwen heen zijn de voorwaarden waaraan het peil in de boezemwatergangen moest voldoen steeds strenger geworden. In de tijd van de windmolens werd in de polders nagestreefd, dat tussen april en oktober de omstandigheden zodanig waren dat een gewas kon worden verbouwd. In de winter kwamen hogere waterstanden voor. De zogenaamde winterbemaling is eigenlijk pas in de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen, en werd mogelijk door de invoering van stoombemaling.

Tijdens de droogmaking van het Haarlemmermeer fluctueerde het peil in de Boezem van Rijnland overwegend tussen 0,61 en 0,26 meter beneden NAP (normaal Amsterdams peil). Hierover werd veel geklaagd. Daarom is sinds 1863 van december tot januari gekozen voor een aanslagpeil van de gemalen van 0,28 meter beneden NAP en in het voorjaar van 0,33 meter beneden NAP. In die tijd kwamen peiloverschrijdingen in de boezemwatergangen regelmatig voor. In 1940 werd een streefpeil van 0,60 meter beneden NAP gehanteerd met aan weerszijde een marge van 10-15 centimeter. Momenteel is het boezempeil in Rijnland zomers 0,61 meter beneden NAP en ’s winters 0,64 meter beneden NAP. De actuele waterpeilen wijken hiervan nog maar enkele centimeters af.

Door de toegenomen verstedelijking in het beheersgebied van Rijnland, waardoor het overtollige regenwater sneller wordt afgevoerd dan vanuit het oorspronkelijke landelijke gebied, en de meer extreme neerslagen die voorkomen, voeren de poldergemalen, zeker onder extreem natte omstandigheden, meer water naar de Boezem af. Hierdoor wordt deze zwaarder belast. Er bestond dus een toenemende behoefte aan een vergroting van de berging in en/of een grotere gemaalcapaciteit voor de Boezem. Hierbij is vooralsnog gekozen voor twee zogenaamde piekbergingen, waarnaar het boezemwater tijdens extreem natte perioden kan worden afgelaten, om na een dergelijke periode alsnog te worden uitgemalen. Deze bergingen liggen in de Haarlemmermeerpolder en in de Nieuwe Driemanspolder.

De piekberging in de Haarlemmermeerpolder bestaat uit weilanden aan de zuidwestkant en is 67 hectare groot. Hier kan één miljoen kubieke meter water worden geborgen wat neerkomt op een waterschijf in de berging van ongeveer 1,5 meter. Het water wordt vanuit het boezemkanaal aan de zuidkant ingelaten en wanneer mogelijk weer afgevoerd naar de hoofdvaart van de Haarlemmermeerpolder. Van daaruit wordt het water dan weer door de poldergemalen uitgemalen naar de Boezem, om vandaar uit uiteindelijk te worden afgevoerd naar de Noordzee.

De Nieuwe Driemanspolder is een natuur- en recreatiegebied van ruim 300 hectare tussen de gemeenten Zoetermeer, Leidschendam-Voorburg en Den Haag. Hier kan in de piekberging in een deel van de polder twee miljoen kubieke meter water worden geborgen, waarbij eveneens wordt uitgegaan van een waterschijf van 1,5 meter. De totale bergingscapaciteit komt hiermee op ruim 2,5 millimeter gerekend over het beheersgebied van Rijnland, wat neerkomt op een toename van ruim 15%.

Verwacht mag worden dat Rijnland hier voorlopig weer mee uit de voeten kan. De snelheid van de verstedelijking en de klimaatverandering moeten in de toekomst gaan uitwijzen wanneer de volgende stap noodzakelijk wordt.

Alle rechten voorbehouden

Media