De polder-boezemsystemen in ons lage land

De inpolderingen door de eeuwen heen hebben geleid tot ingenieuze stelsels van kanalen en meren, waarin het uitgemalen polderwater tijdelijk kan worden geborgen voordat het door uitwateringsluizen wordt afgelaten, of door gemalen wordt uitgemalen naar de rivieren, het IJsselmeer, of rechtstreeks naar de Noordzee. Deze stelsels worden boezems genoemd.

De afgeschoven boezemkade in Wilnis

De afgeschoven boezemkade in Wilnis (foto Bouwdienst, Rijkswaterstaat)

Bekende boezems zijn bijvoorbeeld die van Delfland, Friesland, Noordzeekanaal, Rijnland, Schieland, en de Schermerboezem. Het IJsselmeer functioneert ook als een boezem voor de IJsselmeerpolders, voordat het water naar de Waddenzee wordt afgelaten door de sluizen in de Afsluitdijk, of bij de Oranjesluizen naar het Noordzeekanaal.

De waterlopen in de boezems lopen vaak op een hoog niveau tussen de boezemkaden langs de aangrenzende polders. Door de bodemdaling die zich vooral in de veenpolders nog steeds voordoet komen deze kaden steeds hoger boven het aangrenzende land te liggen. Hiervan is vooral sprake in de gebieden van Schieland en Friesland, omdat daar de meeste polders met een veenbodem liggen.

In totaal kent ons land 14.000 kilometer regionale keringen, waarvan een groot deel boezemkaden zijn. Door de grote totale lengte en de lagere veiligheidsnormen dan voor de primaire keringen vormen deze keringen het relatief grootste risico als het gaat om het bezwijken ervan. Het risico voor dodelijke slachtoffers is daarbij relatief klein, maar de schade door een overstroming kan, zeker als er stedelijke gebieden in de betreffende polder liggen, behoorlijk groot zijn. Enkele voorbeelden van het bezwijken van boezemkaden zijn Tuindorp Oostzaan in 1960, Hazerswoude in 1964, Dubbele Wiericke en Lisserpoelpolder in 1967, Aarlanderveen in 1995, Wilnis en Terbregge in 2003 en Reeuwijk in 2021.

In deze stelsels is er vaak al eeuwenlang min of meer hetzelfde streefpeil van ongeveer een halve meter beneden zeeniveau, waarbij dit peil tegenwoordig, door de aanvullende bemaling, beter gehandhaafd kan worden dan vroeger. Zo is er bijvoorbeeld in IJmuiden een groot gemaal voor het bemalen van de boezem van het Noordzeekanaal en zijn er in Gouda, Katwijk, Halfweg en Spaarndam gemalen voor de boezem van Rijnland. Bij Lemmer is een gemaal voor het uitmalen van overtollig water uit de Friese boezem.

Momenteel wordt er op de Afsluitdijk een nieuw gemaal - het grootste gemaal van Nederland - gebouwd voor uitmalen van water van het IJsselmeer naar de Waddenzee. Er zijn echter ook veel andere gemalen voor het uitmalen van water uit de boezems. Genoemd kunnen bijvoorbeeld worden Abraham Kroes voor Schieland en C. Mantel voor de Schermerboezem.

Om tijdens droge zomers ook water naar de polders te kunnen voeren is er inmiddels ook een systeem waarbij water vanuit het IJsselmeer door de boezemwaterlopen naar het westen en het noordoosten van ons land kan worden vervoerd en vandaar uit bij de polders kan worden ingelaten.

Door deze vaak eeuwenoude stelsels kan het overtollige polderwater binnen de gestelde voorwaarden naar het buitenwater worden afgevoerd en inmiddels tijdens droge perioden worden toegevoerd. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt vooral bij de waterschappen en daarnaast bij Rijkswaterstaat. Wanneer deze diensten voldoende op de veranderingen in het grondgebruik in de polders en de invloed van klimaatverandering blijven anticiperen is een gedegen beheer van de boezemstelsels zeker de komende eeuwen goed mogelijk.

Media