Voorzieningen in de waterlopen van een polder

Een essentieel onderdeel voor het functioneren van een polder is het waterafvoersysteem. Dit systeem bestaat doorgaans uit een ontwateringsysteem - greppels, of ondergrondse drainbuizen en sloten – en een afwateringsysteem: sloten, tochten en vaarten.

Gemaaltje onderbemaling in de Haarlemmermeerpolder

Gemaaltje voor onderbemaling van een sectie in de Haarlemmermeerpolder (foto Bart Schultz)

Alle rechten voorbehouden

De sloten hebben hierin een dubbelfunctie. Enerzijds bepalen zij de grondwaterstand die in het ontwateringsysteem wordt nagestreefd, anderzijds vormen zij de eerste schakel in de afvoer van het overtollige water. Het door dit systeem aangevoerde overtollige water wordt door uitwateringsluizen of gemalen naar het buitenwater afgevoerd.

Greppels worden doorgaans in de veenpolders toegepast. Hiermee wordt een relatief ondiepe – 20 tot 40 centimeter beneden het oppervlak - grondwaterstand nagestreefd. In de kleipolders wordt doorgaans ondergrondse drainage toegepast, waarmee een grondwaterstand van in de regel ongeveer een meter beneden het oppervlak wordt nagestreefd. In de ondergrondse drainage zijn in enkele gebieden bij de uitmonding voorzieningen aangebracht om ’s zomers of in droge perioden de grondwaterstand te kunnen verhogen.

In de sloten, tochten en vaarten kunnen verschillende voorzieningen aanwezig zijn. Deze voorzieningen kunnen enerzijds betrekking hebben op het kruisen van de betreffende waterloop. Gedacht kan worden aan dammen, duikers en bruggen. Anderzijds kunnen de voorzieningen betrekking hebben op het realiseren van het nagestreefde waterpeil in de waterloop. Hierbij kan vooral gedacht worden aan al dan niet regelbare stuwen en gemalen.

Voor wat betreft het kruisen van de waterlopen met wegen, paden en dijken wordt een dichte dam toegepast als het waterpeil aan weerskanten van de dam geen verbinding hoeft te hebben. Is dit wel het geval, dan wordt er doorgaans een duiker in de dam aangebracht. De duiker – doorgaans ronde buis, of aangelegde constructie - kan gewoon open zijn, maar er kan ook een afsluiting in aanwezig zijn, als waterstroming in één richting wordt nagestreefd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij duikers langs kusten, waarbij enerzijds overtollig water vanuit de polders bij laag water op zee wordt afgevoerd, maar stroming van het zoute water vanuit de zee naar de polders wordt voorkomen.

Ook kan het zijn dat in een polder secties met een verschillend nagestreefd waterpeil aanwezig zijn en dat men door de duiker alleen stroming van een hogere sectie naar een lagere sectie wil toestaan. Een brug wordt doorgaans toegepast wanneer men bij de kruising een vrije doorstroming wil, bijvoorbeeld in het geval van scheepvaart op de waterloop. Hierbij kan sprake zijn van een vaste brug, of van een brug die kan worden geopend, als het voor de scheepvaart noodzakelijk is.

Stuwen of gemalen kunnen in waterlopen worden toegepast, als in verschillende secties van een polder verschillende waterpeilen worden nagestreefd. Dit kan enerzijds van belang zijn in verband met verschillen in het oppervlak binnen de polder, maar ook door verschillende bestemmingen, zoals landbouw, stedelijk gebied, natuur en recreatie. Bij stuwen kan onderscheid worden gemaakt in vaste stuwen en in regelbare stuwen. Vaste stuwen worden toegepast, als alleen bepaalde peilen worden nagestreefd. Beweegbare stuwen worden toegepast als ook eisen worden gesteld aan de afvoer van de ene sectie naar de andere. Gemaaltjes worden toegepast als in bepaalde, in de regel lagere, delen van een polder een dieper waterpeil wordt nagestreefd.

Met al deze voorzieningen kan gedurende de loop van een jaar een min of meer perfect waterbeheer in onze polders worden gerealiseerd, dat is afgestemd op de wensen en eisen van het grondgebruik en de eventuele verschillen daarin.

 

Alle rechten voorbehouden

Media