Daarbij komt de zeespiegelstijging die in dezelfde periode ongeveer een meter is geweest. Tegenwoordig is de bodemdaling in de veenpolders nog ongeveer een centimeter per jaar. In de kleipolders is de totale bodemdaling vaak niet meer dan een meter geweest.
Door deze processen en door de hogere eisen die aan onze veiligheid tegen overstromingen worden gesteld zijn de voorzieningen ter bescherming tegen overstromingen – dijken, stormvloedkeringen, duinen, etc. – door de eeuwen heen steeds hoger, sterker en belangrijker geworden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in primaire en regionale keringen. Daarnaast zijn er in het landschap slaper- en dromerdijken te onderscheiden, die geen waterkerende functie meer hebben. De primaire keringen liggen langs de zee, de rivieren en het IJsselmeer. De regionale keringen betreffen vaak de boezemkaden en dijken langs binnenwateren.
Aanvankelijk werden na overstromingen de betreffende dijken doorgaans verhoogd tot een zekere waarde boven de hoogte van het water tijdens de overstroming. Vooral sinds de Watersnoodramp van 1953 wordt de veiligheid tegen overstromingen echter vastgesteld op basis van een risico van overstroming die is bepaald uit economische en statistische overwegingen. Wat betreft het beschermingsniveau wordt onderscheid gemaakt tussen dichtbevolkte en minder dichtbevolkte gebieden die vanuit zee kunnen overstromen, gebieden die kunnen overstromen door de grote rivieren, en overgangsgebieden die vanuit zee of door de rivieren kunnen overstromen. Dit heeft voor de primaire keringen geleid tot de veiligheidsniveaus van onze bescherming tegen overstromingen per dijkringgebied, zoals deze onder andere zijn gepubliceerd door de Technische Adviescommissie Waterkeringen. Deze lopen uiteen van een kans op overstroming van 1/1.250 per jaar voor de rivierdijken tot 1/10.000 per jaar voor de kans op overstroming van het westen van ons land vanuit de zee.
De hoge rivierafvoeren in 1993 en 1995 hebben geleid tot het programma Ruimte voor de Rivier dat inmiddels is gerealiseerd. Hierbij is de veiligheid gebracht op de bestaande veiligheidsnormen, maar wel gebaseerd op een maatgevende afvoer van de Rijn bij Lobith van 16.000 in plaats van 15.000 kubieke meter per seconde, zoals daarvoor het geval was.
Na de overstromingen in de Mississippi Delta door Orkaan Katrina in 2005 is een herbezinning ontstaan op onze veiligheidsniveaus. In verband hiermee werd een Deltacommissie ingesteld om onderzoek te doen en toekomstige richtingen te formuleren. Deze commissie adviseerde in 2008 om de ontwerpnormen voor de voorzieningen tegen overstromingen met minimaal een factor tien te verhogen. Dit advies is door de regering overgenomen en in 2014 zijn nieuwe ontwerpnormen voor waterveiligheid op primair niveau gepresenteerd. Hierbij werd de niet alleen het risico op overstroming verkleind, maar werd ook overgestapt van alleen overstromen tot faalmechanismen van de waterkeringen. Vooral voor de rivierdijken zijn de voorgestelde normen daardoor veel strenger geworden, dan de bestaande normen.
Ook zijn de veiligheidsnormen voor het eerst niet meer alleen gebaseerd op economische overwegingen, maar ook op de kans op overlijden door een overstroming. Hierbij is de situatie vastgelegd, zoals die in 2050 zou moeten zijn gerealiseerd. Voor de schadeberekening wordt uitgegaan van een jaarlijkse kans op schade van € 100,- per hectare. Voor de kans op overlijden wordt uitgegaan van een jaarlijkse kans tussen één op de honderdduizend tot één op de miljoen. Hieraan wordt inmiddels gewerkt in het kader van hoogwaterbeschermingsprogramma’s onder leiding van de Delta Commissaris, Rijkswaterstaat en de Waterschappen. Voor de regionale keringen gelden de veiligheid risico’s die zijn bepaald door het Interprovinciaal Overleg (IPO). Hiervan ligt de uitvoering bij de waterschappen.
Door het hele pakket aan maatregelen worden wij ook in de toekomst aanzienlijk beter beschermd tegen overstromingen dan de bewoners in andere kust en deltagebieden in overeenkomstige situaties.