De familie Freriks woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de Schaepmanlaan 58 in Arnhem. Tijdens de Slag om Arnhem wordt Arnhem door de bezetter geëvacueerd. Het gezin Freriks woont tijdens de laatste oorlogsmaanden in Klarenbeek op adres Broekstraat 33. De zoons zijn het huis al uit en vader en moeder Freriks nemen alleen hun drie dochters mee: Ida, Mies en nakomertje Anny. Ze huizen in twee kleine kamertjes met een potkachel. Ze wonen in bij de familie Scheerder en Ida raakt bevriend met hun dochter Dinie.
Na de oorlog komt Dinie bij het gezin Freriks wonen. Ida en Dinie gaan werken in de huishouding bij arme gezinnen in Driel. Daarna gaan ze samen naar Den Haag. Ze gaan daar werken in een kindertehuis dat gerund wordt door kloosterzusters. In 1949 treedt Ida in deze kloosterorde in. Ida Freriks wordt zuster M. Lucien Freriks. Anny weet dit jaartal nog goed, omdat zij in dat jaar voor het eerst naar de middelbare school gaat. Ze zegt:
"Vader en moeder zeiden altijd dat de nonnen haar beïnvloed hadden, want ze vonden het niet leuk dat Ida kloosterzuster werd".
Anny kent alleen het verhaal dat Ida een brief heeft gekregen die van de bodem van de zee komt. Zus Mies heeft de brief van hun moeder of van Ida zelf gekregen en tot 1984 bewaard. 1984 was geen speciaal jaartal om de brief af te geven.
De Antoon die in de brief wordt genoemd is Antoon Janssen, die lange tijd ook in de Schaepmanlaan te Arnhem woonde. Hij kwam regelmatig bij de familie Freriks op bezoek. Hij komt uit een gezin van vier jongens en één meisje. Dit meisje is Nelly. Zijn bezoekjes hebben vooral te maken met het feit dat hij een oogje op Ida heeft. Ida moet eigenlijk niets van Antoon hebben, weet zus Anny:
"Als Ida Antoon zag aankomen verstopte ze zich boven en kwam weer tevoorschijn als Antoon vertrokken was".
Op nummer 35 van de Broekstraat in Klarenbeek woont de familie Smeltink. Hier stuurt Antoon de brief naartoe. Dit betekent dat Antoon en Ida met elkaar correspondeerden in de oorlogsjaren. Antoon was al eerder ondergedoken in Friesland en heeft waarschijnlijk van Ida de familie Smeltink als veilig adres gekregen om de brieven naar toe te sturen.
De familie Smeltink had een manufacturenzaak op dit adres en ook nu is het nog in bedrijf. De schoondochter van Gerardus Smeltink woont nog steeds op dit adres. Haar man Hendricus en zij hebben indertijd de zaak overgenomen. Gerardus Smeltink is in 1928 als kleermaker begonnen op huisnummer 30. In 1931 trouwde hij en begon op nummer 35 een manufacturenzaak. Het echtpaar Smeltink verkocht ook sigaren en snoep.
De brief komt uit een postzak van de ‘Groningen IV’, één van de schepen die een veerdienst onderhielden tussen Lemmer en Amsterdam. Het schip zonk in de nacht van 8 op 9 januari 1945. De ‘Groningen IV’ is dan op weg van Lemmer naar Amsterdam en komt ter hoogte van Urk in aanvaring met de ‘Jan Nieveen’, die op weg is van Amsterdam naar Lemmer en ook tot de veerdienst behoort. Deze boten werden in die tijd "De Levenslijn" genoemd. Ze voeren geen licht om niet ontdekt te worden door Geallieerde piloten. In september 1946 is het schip gelicht en naar het Krabbersgat bij Enkhuizen gebracht. Via internet weet ik dat de brieven die nog leesbaar waren, in 1947 alsnog bezorgd zijn.