Het was natuurlijk duidelijk en dat heeft de Rijksdienst ook altijd als uitgangspunt gehad: we moeten zorgen ervoor zorgen dat in hoofdplaatsen voorzieningen zijn waar zo’n zes-, zevenhonderd mensen samen kunnen komen voor wat dan ook. Voor toneelvoorstellingen, muziekuitvoeringen, feesten, bijzondere gebeurtenissen. Zo is destijds ’t Voorhuys in Emmeloord ontstaan. Dan kom je op Van Eck. Toen dus Dronten kwam, was er ook een echt schouwburgachtig ontwerp gemaakt. Maar ja, daar kregen we in Den Haag nergens voor de handen op elkaar om dat uit te voeren, hoewel het op zich helemaal niet verkeerd geweest zou zijn, maar dat was dermate kostbaar. Dus toen was Holland in last, want inmiddels was de bevolking daar toch behoorlijk aan het groeien.
Toen deed zich de gelukkige omstandigheid voor - voor De Bilt ongelukkig - dat daar een kant-en-klaar plan van Van Klingeren lag, modern van opzet met die overdekte marktgedachte. Dat sprak ons wel aan. Waarin je meerdere functies onder één dak kon onderbrengen. Otto heeft dat toen gelijk ingepikt en zodoende zijn we aan Van Klingeren gekomen en De Meerpaal. Dat kregen we in Den Haag voor elkaar, want een goedkoper iets was nergens denkbaar.