Will Marie Otto werd op 24 juni 1919 geboren te Bandoeng in het toenmalige Nederlands-Indië. Hij volgde de vijfjarige HBS-B in Den Haag. Daarna studeerde hij - met onderbrekingen ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog - aan de Landbouwhogeschool te Wageningen. Hij behaalde daar in 1946 het diploma van landbouwkundig ingenieur. Tijdens zijn studie specialiseerde Otto zich in de bodemkunde en de tropische bosbouw. Na zijn afstuderen werd hij houtvester bij de Dienst van het Boswezen in Indonesië.
In 1950 keerde Otto terug naar Nederland en werd ingenieur bij de Cultuurtechnische Dienst van het ministerie van Landbouw in Utrecht. In 1959 promoveerde hij bij prof. ir. Folkert Hellinga te Wageningen op een proefschrift over grondverbetering op lage zandgronden.
Op 1 april 1963 trad Otto aan als directeur van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP). Deze dienst ressorteerde onder het ministerie van Verkeer en Waterstaat en was belast met de ontginning en de sociaaleconomische opbouw van de IJsselmeerpolders. Tevens was hij landdrost van het openbaar lichaam ‘Zuidelijke IJsselmeerpolders’ (ZIJP). Het openbaar lichaam ZIJP was verantwoordelijk voor de uitoefening van de gemeentelijke taken in de Zuidelijke IJsselmeerpolders. De ZIJP viel onder het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Otto zou de dubbelfunctie van directeur van de RIJP en landdrost van de ZIJP uitoefenen tot 1 februari 1976. Op 1 april van dat jaar trad hij namelijk als directeur-generaal voor de Landinrichting en de Visserijen in dienst van het ministerie van Landbouw en Visserij. Deze functie bekleedde hij tot 13 januari 1984, toen hij met de VUT ging.
Zie ook het lemma W.M. Otto in het Biografisch Woordenboek Waterschrijvers van J.D. van der Tuin.
Het archief van W.M. Otto is te raadplegen bij Erfgoedpark Batavialand. De inventaris is te raadplegen via de site https://www.collectienederland.nl.