Pieter Kloos en ik van de sociografische afdeling hebben ons gestort op het programma van eisen voor De Meerpaal, of wat later De Meerpaal werd. We hadden ’t Voorhuys in Emmeloord als voorbeeld. We kwamen al vrij snel tot de conclusie dat dit gebouw niet voor herhaling vatbaar was en dat er in Dronten meer mogelijk moest zijn.
Er waren op dat moment in Dronten al gebouwen door de kerken gesticht of stonden op het punt te worden gesticht. De hervormden hadden een eigen ruimte: Het Open Hof. De gereformeerden hadden samen met christelijk gereformeerden het gebouw aan de Oost. De intensiteit van het gebruik van die ruimten voor kerkelijke en maatschappelijke activiteiten was dusdanig groot, dat hieraan niet voorbij kon worden gegaan. We zochten een aanvulling op die activiteiten. We streefden naar een theater, waar zo mogelijk meer mogelijk was, en een aantal ruimten die mogelijkheden zouden bieden voor sociaal-culturele activiteiten die in de gebouwen van de kerken niet plaatsvonden en daar ook niet te verwachten waren.
Toen we het programma van eisen zo ongeveer klaar hadden, stootten wij bij het zoeken naar eventuele voorbeelden op een gebouw dat in De Bilt gebouwd zou worden. Hoewel het er niet zou komen, was dit gebouw wel in de literatuur opgenomen. Dat was het gebouw van Van Klingeren. Wij hebben het gebouw aan Tellegen voorgelegd en vanaf dat moment is de vraag of de Dienst ook zoiets zou willen. Dit was immers een beleidszaak. De Dienst heeft toen het ontwerp als zodanig graag geaccepteerd, omdat het inderdaad meer bood, experimenteel was en ook kansen bood voor zaken die je elders eigenlijk in de polders nog niet kon doen. […] Het ging om een gebouw wat een leuk theater leek te hebben en wat een aantal andere voorzieningen had. Het gebouw was een goede plek voor het vervullen van centrale functies die voor de hele bevolking zinvol konden zijn. Dit lijkt ons leuk! Dit is het gebouw wat we het beste zouden kunnen doen.