Ik heb toen met vijftien Eerste Kamerleden apart gesproken. Ik heb ook met Kaland, de geharnaste tegenstander, gesproken (bij de behandeling in de Eerste Kamer had hij negentien pagina’s tekst!). Kaland zei tegen me: “Weet je wel wie daar in Flevoland Commissaris van de Koningin wil worden, Dekker?” Ik zeg: “Nou, ‘weten’, dat doen we geen van allen, maar de kans is aanwezig dat Hans Gruijters, de huidige burgemeester van Lelystad, Commissaris wordt.” “En weet je wat hij gezegd heeft, over ons?”
“Ja, dat weet ik. Iets van: ‘Als je een christendemocraat een hand geeft, moet je daarna je vingers tellen of ze er nog aan zitten.’”
Dat heeft natuurlijk verschrikkelijk kwaad bloed gezet. Gruijters zei dit tijdens de verkiezingscampagne die resulteerde in het kabinet-Den Uyl, waarin hij minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening was.
Gruijters belde me op een zondag op met de vraag: “Kees, hoe gaat het met al je overleggen?” Ik zei:
“Nou, wel aardig. Wel interessant, die gesprekken. Maar ik loop bij een paar man wel tegen jou op, zo van: ‘Weet je wel wie de beoogd Commissaris van de Koningin is? En wat Gruijters heeft gezegd over onze vingers?’”
Want ze konden zijn bloed wel drinken in de top van het CDA. Ik zei: “Hans, die uitspraak blijft je achtervolgen tot de dag dat je doodgaat.” Wat denk je dat hij zei? Hij zei droogweg:
“Kees, dat is ook de bedoeling.”
Dat is ook de bedoeling!