Minister Rietkerk kwam naar Flevoland toe voor een bezoek aan het Flevo-overleg, een overlegorgaan van de vier gemeenten in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Daar zaten Urk en Noordoostpolder niet bij. We zeiden: “Nu moeten we eigenlijk de slag slaan,” want we wisten dat Rietkerk aarzelde of hij de lijn-Van Thijn zou voortzetten. Zijn partijgenoot Wiegel was daar fel tegen geweest: Dronten moest van Wiegel naar Overijssel of Gelderland.
Er waren toen krachten aan het werk die wij als bedreiging zagen. Wij vonden dat in dit gebied van 150.000 hectare de voorzieningen moesten worden gerealiseerd vanuit één integrale visie voor het gehele gebied. Het ging er bijvoorbeeld om waar de voorzieningen zouden komen: dat wij niet voor een verpleeghuis in Arnhem moesten gaan pleiten, en een andere gemeente weer in Haarlem. Want dan loop je overal achteraan. We wilden gewoon de voorzieningen die nodig zijn voor ons gebied: niet meer en niet minder. Eén regionale brandweer, goede voorzieningen voor onderwijs, goede voorzieningen voor gehandicapten, enzovoorts.
We sloten het bezoek van Rietkerk af in restaurant Lands End in Dronten, en wij hadden de collega’s van de colleges van B&W van Noordoostpolder en Urk ook uitgenodigd. Dus we waren er met zes colleges van B&W. Ik zei tegen Hans Gruijters: “Jij, voorzitter van het Flevo-overleg, zit het etentje voor.” Lands End zag er feestelijk uit. Een chic etentje in een prima ambiance. “Nee,” zegt Gruijters, “We zijn in jouw gemeente, dus jij zit voor.” Ik zei: “Hans, dat is flauwekul.” We kwamen tot een compromis: ik opende het diner, een beetje speels. Zo van:
“Hans Gruijters loopt altijd met The Times onder zijn arm, en ik met De Flevolander. Dat is het verschil tussen Gruijters en mij. Het uitzoeken van de soep en het eten, dat heeft hij aan mij overgelaten. Maar straks krijgt hij het woord, en de leiding.”
Nou, Gruijters hield een magistrale toespraak, want dat kon hij, hoor. Ongelooflijk! Uit zijn hoofd.