Toen moest ik naar school. Ik kwam terecht bij een katholieke basisschool, een meisjesbasisschool. Ik had les van nonnen. Zuster Margaretha is me nog bijgebleven. Ik was altijd heel erg opstandig. De nonnen hadden het altijd over liefde (“lief zijn voor elkaar”), maar het waren hele strenge mevrouwen. Ze hielden orde met een lat en op die lat stond: “Durf niet!” Als ze je bijvoorbeeld iets vroegen, dan verwachtten ze geen antwoord terug. Het had meer de betekenis: “Dit heb ik gezegd en zo moet het.” En ik was wel altijd geneigd om die discussie aan te gaan. Dat weet ik nog. Dat heeft vanaf de vierde klas (dat is dat groep zes hier) tot heel veel problemen geleid, waardoor ik heel veel op de gang moest staan. Ik heb altijd een weerwoord en moest altijd weten waarom.
Ik nam het ook heel vaak op voor andere meisjes. Ik heb dus veel op de gang moeten staan. De nonnen zeiden: “Je belandt nog eens in de hel!” En dan ben je acht, negen jaar en dan krijg je te horen dat je in de hel belandt! Maar goed, ik wist niet wat de hel was. Ik dacht:
“Als jij niet in de hel bent, dan is dat een goede plek! Dan maakt het mij niet uit. Liever in de hel dan bij jou te zitten!”