Ik ben op de katholieke school geweest. Je moest uit de Bijbel leren en je kreeg godsdienstonderwijs. Je moest naar de kerk in de meimaand en de Mariamaand en op al die feestdagen, zoals Goede Vrijdag, Witte Donderdag, Pasen en Pinksteren. Die dagen werden allemaal gevierd en wij katholieken deden daar aan mee.
Ik weet dat ik om vijf uur ’s morgens naar de kerk moest. Om vijf uur ’s morgens sta je op en de nonnen kijken wel of je inderdaad in de kerk zit. Want als je uit de kerk komt, krijg je een plaatje en dat plaatje moet je elke dag meenemen naar school. Die werden verzameld en aan het eind van de maand als je alle plaatjes had ingeleverd, kreeg je een lijst met Maria. Ja, we kregen ingelijste Maria’s. Ik ben niet zo gelovig meer, maar ons huis hing vol met Maria schilderijen. Ik kom uit een groot gezin, dus alle kinderen namen ingelijste Maria’s mee. We hadden heel veel van dat spul in huis.
De nonnen gaan ook naar de kerk, dus die zien ons. Ze noemden mij Eugenie (ik heet Genia, maar voor hen was ik Eugenie): “Eugenie, je was er!” Je werd door de nonnen gecontroleerd. Achteraf denk je: “Was dit wel normaal?” Maar toen deed je het, want het werd van je verwacht. Het was normaal. En op de middelbare school ging je ook in retraite om tot bezinning te komen.