Ik ben katholiek. Wij zijn katholiek gedoopt; vandaar zoveel kinderen, denk ik. Ik heb op katholieke scholen gezeten. Bij de katholieken vonden ze heel fijn indien er gezinsuitbreiding kwam en mijn moeder kreeg maar kinderen. De nonnen waren gek op ons. Ik deed wel goed mijn best op school en ze vonden het heel goed. Ik mocht met alles meedoen.
We waren geen rijk gezin, we waren een gewoon arbeidersgezin. Wij mochten in de parochie helpen met de schoonmaak van de kerk en in de vakanties ook de school. Dat is heel anders dan wat het nu is, hè? We moesten de boeken kaften, het schoolerf opharken; de schoolbanken en stoelen oppoetsen en dan kreeg je vijftien centen, zo op elkaar gestapeld. Je gaat ze tellen en dan zie je dat het er veertien zijn, nooit zestien, maar altijd minder. Ook werd in de wasserij geholpen met wassen, drogen en mangelen. Dat waren de nonnen in die tijd; als meisje werd je geleerd de was te doen en proper te zijn. Ook het verstelwerk moest worden gedaan bijvoorbeeld de sokken stoppen en knopen vervangen. Je kunt zeggen dat de nonnen ons geleerd hebben te werken in het huishouden, met naald en draad, en goed onderwijs gegeven.