Ik heb heel veel op de gang gestaan en mijn vader werd een paar keer verzocht om op school te komen. Maar mijn vader keek alleen naar het rapport en als het rapport goed was, dan kwam hij niet. Hij vond: “Ik kom niet, want je hebt een goed rapport. Waarom moet ik op school komen?” Dus mijn vader kwam niet, totdat ik in de zesde klas (groep acht) belandde, examen deed en met hele hoge cijfers slaagde. Hoewel ik met die hoge cijfers naar het lyceum mocht, kreeg ik het advies om naar de MULO- meisjesschool te gaan. Dat vond mijn vader raar. Hij is toen naar school gekomen en is toen voor het eerst een gesprek met de nonnen aangegaan. Ik mocht er bij zitten, maar mocht niets zeggen.
Zuster Margaretha zei:
“Ja, zij is een wild meisje, erg opstandig! Zij moet gestuurd worden. Het is nodig dat zij nog naar de katholieke meidenschool gaat, want anders gaat het helemaal niet goed met haar!”
Enzovoort, enzovoort. Mijn vader heeft haar laten uitpraten. Ik zat aan de kant en voelde het al aankomen: “Oh, oh, dat wordt de meidenschool!” Op het laatst vroeg mijn vader: “En wat voor cijfers heeft zij gehaald voor het examen?” “Een acht en een negen!” En toen vroeg hij: “Wat is dan het advies wat jullie aan de mensen geven?” “Ja, dan gaat zij het lyceum.” “Nou,” zei mijn vader, “dan gaat zij toch naar het lyceum!” Toen was het gesprek afgelopen en ik ging naar het lyceum. Ik was dolblij, want ik zag het niet zitten om naar die MULO-meisjesschool te gaan en dan nog eens met nonnen te maken te krijgen.