In de Noordoostpolder zijn resten gevonden van twee burchten. Deze stonden aan weerszijden van de middeleeuwse loop van de rivier de Kuinder of de Tjonger. De eerste burcht stamt uit de dertiende eeuw en toen deze in de veertiende eeuw moest worden verlaten werd er een tweede burcht gebouwd. Hoe de burchten eruit hebben gezien, is niet bekend. De eerste burcht werd door de Zuiderzee verzwolgen en de tweede werd begin zestiende eeuw afgebroken. De burchten behoorden ooit toe aan de Heren van Kuinre. Dit geslacht was weinig populair bij de kooplieden van de Hanzesteden, vooral Hamburg, Kampen en Zwolle. Menigmaal namen de Heren van Kuinre schepen en hun ladingen in beslag en verlangden daarvoor losgeld. Hoe berucht de heren waren, blijkt uit het bericht dat het stadsbestuur van Hamburg in 1363 zo verheugd was over de dood van Johan van Kuinre, dat de lieden die de boodschap hadden overgebracht, werden getrakteerd op een ton Wismarbier. De Zuiderzee was overigens vanwege de vele zandbanken en ondiepten een verraderlijk water. In Flevoland zijn tot dusver veertien wrakken gevonden van koggen, i.e. handelsschepen die door de Hanze werden gebruikt.