Afgelopen maandag bakte ik Flammkuchen met mijn dochter. Op haar verzoek, want ze moest van haar docente Duits iets koken en dat op film van commentaar voorzien. Ik woog een pond bloem af, voegde gist, zout en water toe en mengde de ingrediënten met mijn handen tot ze een soepele bal vormden. Eigenlijk deed ik mijn dochters schoolwerk, maar dat vond ik niet erg. Ik kook graag en zij kan veel beter overweg met een camera dan ik. En al spreek ik een aardig woordje Duits, de jongedame zal toch echt zelf de voice-over moeten doen.
Terwijl het deeg onder een vochtige theedoek lag te rijzen, hield ik pauze in de tuin. Daar was mijn vriend bezig om van resthout een grote tuinbank te maken. De boormachine bromde, de zon brandde op mijn blote benen, ik nam kleine slokjes van mijn verse thee en bladerde wat door een tijdschrift. Het voelde als volmaakt.
Toch is het dat niet. Wij zijn niet op een doordeweekse dag aan het timmeren, filmen en deeg kneden omdat we dat gepland hebben, maar omdat we thuiszitten vanwege de coronamaatregelen. Terwijl wij genieten van onze voorjaarstuin en onze zonnige keuken, liggen er in ziekenhuizen overal in het land mensen in nood op de IC's. Werken artsen en verpleegkundigen zich een slag in de rondte. Zien verzorgenden in verpleeghuizen hun bewoners in eenzaamheid sterven.
Mijn leven mag idyllisch lijken, maar de omstandigheden maken me onrustig en bang. Ik ben niet bang om zelf ziek te worden, en ik heb ook geen kwetsbare familieleden waar ik me zorgen om moet maken, maar toch ben ik bang. Bang voor straks, voor wat er komt. Bang voor de gevolgen van de 'intelligente lockdown', zoals premier Rutte deze situatie noemt. Bang dat kleine kledingzaken en eettentjes over de kop gaan. Bang dat musea definitief moeten sluiten. Bang dat ik nooit meer naar dat ene theater met die alternatieve programmering kan. Bang dat de tweedeling in de maatschappij groter wordt en de tolerantie kleiner. Bang voor verschuivingen in de wereldorde.
Op de voorpagina van de krant zie ik een foto van een Amerikaan met een machinegeweer. Ik lees voorspellingen over een sterke daling van de economie, over onafwendbare faillissementen, over verdampende pensioenen. Het journaal, Twitter, LinkedIn, overal alleen maar onheilsberichten.
Vooral in de avond grijpt het me naar de keel. Dan lijkt de angst me te verlammen en wil ik niets anders dan onder mijn dekbed kruipen en in een diepe slaap vallen. Dan heb ik het gevoel dat ik alleen kan toekijken hoe de wereld vergaat en dat ik niets kan betekenen.
Gelukkig slaap ik nog wel goed. En als ik wakker word, zie ik ook de positieve kanten. Ik vond altijd al dat wij als maatschappij toekunnen met minder: minder kleding, minder spullen, minder autorijden, minder vliegvakanties. We krijgen daar ook meer door, vind ik: meer rust, meer aandacht, meer hier, meer nu. Misschien geeft deze crisis wel een duwtje in die richting.
Dus ik sta goedgemutst op. In de ochtend weet ik weer wat me te doen staat deze dagen. Thuis blijven. Kalm blijven. Mijn kinderen helpen met school en studie. En elke dag iets lekkers eten. Flammkuchen bijvoorbeeld.