Er woonden alleen mensen op het Trekkersveld. Daar waren toen twee huizen, die zijn er nog gedeeltelijk. Eén van deze huizen was een primitief soort café, het eerste café van heel de zuidelijke polder. Er was daar een jachtopziener die het café beheerde. Er woonde nog iemand, een andere jachtopziener, en die kwam uit Biddinghuizen. Hij heeft daar ook een tijdje gewoond. Er werd flink gejaagd en er was volop wild, dat moest ook beheerd worden. Voor de mannen die daar [voor de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders] werkten was er het café en meer was er niet. Er was helemaal niks, niemand, zover als het oog reikte. Ik vond dat indrukwekkend, dat rietveld van de zuidelijke polder.
Die mensen hadden een huisarts nodig. Er was in de verste verte helemaal niemand, geen huisarts, geen stad, geen plaats, niks. De dichtstbijzijnde plaats was Harderwijk en Biddinghuizen, dat was 35 kilometer verder. Je moet je voorstellen dat in een gebied zo groot als de provincie Utrecht – want zo groot was de zuidelijke polder ongeveer – twee mensen woonden. Het was niet te geloven! Voor de rest was er alleen maar riet. En het grappige – nou ja, “grappige” - is dat die mensen ook nog ruzie gekregen met elkaar. Zodanige ruzie dat de ene vrouw de lakens van de ander die hingen te drogen kapotsneed. Ja, hoe dat precies is afgelopen weet ik niet meer, maar ze hebben laaiende ruzie gehad. Nou ja, moet je je voorstellen, dat je niet dicht bij elkaar woont en toch nog ruzie krijgt!