De Rijksdienst [voor de IJsselmeerpolders] deed enorm veel werk in Zuidelijk Flevoland. Er waren mannen die daar elke dag met een busje heengingen en dan weer teruggingen. Zij woonden allemaal in Biddinghuizen. Dat waren de ontginners, die daar hun werk deden bij de Rijksdienst.
Mijn vrouw kwam een keer terug uit Amsterdam. Ze reed over de Gooiseweg en daar zag ze midden op de weg twee eenzame kerels staan. Nou, normaal neem je eenzame kerels niet mee, maar in die tijd wel, want het was duidelijk dat ze in de problemen zaten. Wat bleek nou: ze hadden het busje gemist dat hen ’s avonds terug zou moeten brengen naar Biddinghuizen. Ja, jammer, bus gemist, ze zouden de nacht maar in het riet in Zuidelijk Flevoland moeten doorbrengen. Er was verder helemaal niks, dus zij heeft ze meegenomen. Ze waren zeer, zeer dankbaar. Eén van die mannen leeft nog en elke keer als we hem zien is hij nog steeds dankbaar dat Erie, mijn vrouw, hem en zijn collega heeft meegenomen. Dat was de zuidelijke polder: er was eigenlijk niets of niemand.