Het feit dat ik het hoofd van het Projektburo Almere ben geworden, is in belangrijke mate te danken aan het feit dat ik uit Amsterdam kwam. En ook al weer uit politieke overwegingen… Kijk, die bestuurders zijn aldoor aan het denken: “Hoe krijg ik het voor elkaar, hoe zorg ik dat het voor elkaar komt”. Nou, ze dachten:
“Als we zo’n ambtenaar uit Amsterdam nemen, dan hebben we iemand die daar goed thuis is, die daar kennelijk een zekere positie heeft bereikt, dat is natuurlijk een mooie ingang”.
En dat was natuurlijk ook zo. Natuurlijk was het zo dat de Rijksdienst in de eerste plaats verantwoordelijk was voor de polders, en daar is natuurlijk ook niets verkeerds aan. Die redeneerden natuurlijk ook vanuit de polders. [...] Maar is een tijd geweest waarin er een beroemd en berucht hoofd van de bouwkundige dienst van de RIJP was [Van Eck], die in de Noordoostpolder een grote rol heeft gespeeld. Hij schijnt eens gezegd te hebben – en heb ik van Van Duin gehoord:
"Weet je wat we moeten doen, we moeten hier een hek omheen zetten [ten oosten van Almere] en geef het gewoon aan Noord-Holland, en dan hebben we er niets meer mee te maken en zoeken ze het maar uit, want er komt alleen maar ellende van."
Die stemming was er bij Van Eck, maar absoluut niet bij Otto en Van Duin. Van Duin heeft vreselijk veel moeite gehad met Lammers, in de persoonlijke sfeer, die mensen lagen elkaar totaal niet, maar dat was persoonlijk, dat lag niet in de sfeer Amsterdam tegen de polders.