Die ringvormige Zoetermeer-structuur was het laatste wat de spoorwegen hadden gedaan. En de lijn van de NS was eigenlijk:
"Lelystad, daar beginnen we helemaal niet aan, en net als in Zoetermeer maken we dus een soort ringlijn om Almere met Amsterdam te verbinden."
Dat was de eerste actie. Iedereen bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders was het erover eens dat dat helemaal verkeerd was, en dat er een gewone, normale spoorlijn naar Lelystad moest komen. En ik weet ook wel dat ik in het allereerste interview dat ik had met het Lelystads Dagblad of de plaatselijke krant heb gezegd:
“De eerste prioriteit is dat de spoorlijn wordt aangelegd”.
Dat speelde dus al direct in die periode. Dankzij slim manoeuvreren van Otto was er ook daadwerkelijk een stuurgroep voor die spoorlijn ingesteld. Ik herinner me vergaderingen waarbij een fameuze man, meneer Rühl, aanwezig was. Hij moest de rekensommen maken bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. We zaten in Lelystad te vergaderen. Ik weet niet meer helemaal precies wat hij zei, maar het kwam erop neer dat hij eigenlijk een gezicht trok van “Lelystad bestaat niet”, terwijl hij er zat te vergaderen! Hij ontkende met kracht dat Lelystad ooit iets zou worden. Dat die discussie uiteindelijk goed is afgelopen, is voor een deel te danken aan de politieke invloed van Lammers. Daar hebben we veel aan gehad.
Nou, dat is één kant. Het tweede punt was dat Otto zei:
“Het openbaar vervoer moet ook goed zijn in zo’n meerkernige stad”.
En hij heeft ons toch wel heel erg gestimuleerd om naar Runcorn in Engeland – dat was toen een heel beroemd voorbeeld – te gaan. Dat was een nieuwe stad. Die had ongeveer dezelfde structuur als Zoetermeer, maar niet als een satelliet van een grotere stad, maar meer als een zelfstandige nieuwe stad. Daar was een vrije busbaan aangelegd. Ik weet wel dat Otto bevorderde dat wij daar eens gingen kijken, en dat wij serieus zouden overwegen om dat ook maar over te nemen. Dat viel ook wel in goede aarde, dat vond iedereen al gauw een goed idee.