Er kwam [bij ons in Almere] een keer een vertegenwoordiger langs van het dagelijks bestuur van het gewest Gooi-en-Vechtstreek (wij maakten daar overigens altijd bozig "Gooi- en Smijtstreek" van omdat men voortdurend tegen betere verbindingen ageerde). Het was [Frans] Tielrooij, geloof ik, later lid van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Hij was toen voorzitter of lid van dat DB. Anyway, ze kwamen bij ons in Almere praten over de relatie tussen Almere en het Gooi. Ze wilden allemaal woningen hebben aan de Stichtsekant. Dat vond hij – ook iets geks – waarschijnlijk wat minder Amsterdams. Toen zeiden wij:
“Dat doen we niet, we hebben maar één Almere, dus dat gaat niet gebeuren.”
Ze wilden ook nog een vuilnisbelt aan de kop van de Hollandse Brug. Lammers was nogal vilein in die dingen. Hij zei:
“Weet je wat, éérst de mensen en de bedrijven, en dan het vuil.”
De echte overloop vanuit het Gooi naar Almere werd niet gestimuleerd, behalve dan van de laagste inkomensgroepen, via de Sociale Dienst en zo. En bedrijven kwamen ook nooit. Dat werd ook niet gestimuleerd. Ze beschouwden dat gebied echt als een overzees gebiedsdeel, een wingewest. [...] Ik heb wel gezegd:
“Het is maar gelukkig dat er in Almere veel Amsterdammers in het bestuur en het ambtelijk apparaat zitten die het klappen van de zweep vaker hebben gehoord, want voor je het weet ben je gewoon leeggegeten.”