In de jaren zeventig was Zeewolde feitelijk nog één grote rietvlakte. De polder was natuurlijk nog maar een paar jaar drooggevallen. Er was natuurlijk nog heel weinig. Heel markant was de hoogspanningsleiding die vanaf de Hollandse Brug richting Oostelijk Flevoland en helemaal dwars door Zuidelijk Flevoland liep. En natuurlijk ook de twee afwateringskanalen de Hoge en de Lage Vaart. Het was een heel verstild en steriel landschap.
Oostelijk Flevoland was natuurlijk voor een heel belangrijk deel al ingericht, dus je kon je wel een voorstelling maken van hoe dat landschap in Zuidelijk Flevoland zou worden. Alhoewel er natuurlijk wel een verschil is. In Oostelijk Flevoland waren de kavelgroottes omstreeks de 30 of 40 hectare. In Zuidelijk Flevoland is dat natuurlijk toch weer anders geworden. Hier zijn de agrarische kavels toch een stuk groter; 60 hectare ongeveer. Dat maakt dat het toch een veel opener landschap is geworden in Zuidelijk Flevoland. Althans, vooral het middengebied.
Een ander aspect is natuurlijk de zone langs de Randmeren. In Oostelijk Flevoland is dat een vrij smalle strook langs het Veluwemeer, waarvan men in de jaren vijftig en zestig ontdekte dat dit ook recreatief zeer aantrekkelijke gebieden waren. Dat heeft er mede toe geleid dat men in Zuidelijk Flevoland een veel groter stuk recreatief ingericht heeft. Dit leidde tot veel meer aanplant van bossen langs de Randmeren. Dat had natuurlijk ook te maken met het feit dat men in Zuidelijk Flevoland veel dichter bij Noord-Holland en de Randstad kwam, waar een grote bevolkingsdruk was. Die bevolking zocht ook recreatiegebieden. Dat was natuurlijk ook aanleiding om veel grotere recreatiegebieden aan te leggen. Dus ja, dat waren allemaal elementen die bij mijn komst naar Flevoland indruk op mij hebben gemaakt.