Ja, dat heb ik wel heel fijn gevonden, dat we niet midden in die polder woonden. Het randmeer, dat was ons gebiedje waar we met de kinderen en logeetjes altijd naar het strand gingen. Henk kwam dan tussen de middag met de medewerkers met brood en dan aten we daar. Dat was echt het strandgebeuren. En een mooi gezicht.
En als je naar school ging zag je natuurlijk ook de groei van de bossen. Die waren aan de rand. Je ging langs de rand - Middelbeekpad, Nulderpad, Spiekweg - naar het dorp toe. Die bossen heb ik wel heel fijn gevonden, net zoals mijn tuin. In Gorssel waren we ook bossen gewend, maar wel andere bossen. Kijk, mooie oude beuken had je niet, wel populieren. En ja, dat blad en die nattigheid van de polderbossen, dat had een bepaald lucht. Niet de herinneringslucht van lekkere bossen. Dat moest nog komen.
De recreatie aan het Erkemederstrand zag je groeien. Maar wij zijn er eigenlijk altijd geweest. Het waren ook buren en zo, dus voor ons was dat niet storend. Die angst dat het drukker zou worden is er eigenlijk ook nooit geweest.
En de Eemhof was er natuurlijk al, het park van Centerparcs dat ook op de rand lag. Daar gingen we wel zwemmen, met feestjes en zo. Ja, in het zwemparadijs. Maar ja, toch moest je wel zes of acht kilometer rijden, denk ik. Het was voor de kinderen ook wel fijn, dat je toch iets had waar je naar toe kon.