Het was natuurlijk één grote rustige stille polder, met alleen maar riet en vogels. De ontginning kwam langzaam op gang in die jaren. Vanaf de Knardijk kwam je Zuidelijk Flevoland in. Ik kende natuurlijk Oostelijk Flevoland en je kon je natuurlijk wel een voorstelling maken van hoe Zuidelijk Flevoland zich zou ontwikkelen. Bijzonder element was natuurlijk de Oostvaarderplassen. Die waren min of meer spontaan ontstaan in het diepste gedeelte van Zuidelijk Flevoland. In die jaren zijn er beslissingen genomen om dat verder niet te ontginnen maar als natuurgebied te handhaven. […]
De locatie van het dorp Zeewolde zoals die eind jaren zeventig werd vastgelegd, was natuurlijk een fantastisch punt. Als je het landschappelijk bekijkt: het is het knooppunt van water, bosgebied en open landbouwgebied. Het zijn natuurlijk drie unieke elementen die bij elkaar komen op het punt waar Zeewolde ontwikkeld is. Wij als ontwerpers hebben wel eens tegen elkaar gezegd:
“Eigenlijk kunnen we het hier alleen maar verknallen, want het is zo prachtig als je dat landschappelijk bekijkt.”
Ik denk dat we er toch wel in geslaagd zijn om die unieke locatie ‘uit te buiten’, en dat we het niet helemaal verknald hebben. Ik denk dat Zeewolde als dorp, als kleine stad, mooi ingebed is op deze uniek locatie, en dat de elementen die aanwezig zijn ook echt uitgebuit zijn in de ontwikkeling van het dorp.