Toen wij daar kwamen wonen stond er geen omheining om de tuin. Er waren zoveel konijnen, we konden ook geen bloemetjes planten in de tuin, want dat werd allemaal afgeknabbeld. Je zette ze er de ene dag in en de volgende dag was het al weg. De holen zaten onder het huis. De konijntjes kwamen onder het huis vandaan. De jonkies zaten op het gazon.
Ik weet nog dat de telefoon of zo - ik weet niet meer precies wat het was - het een keer niet deed; de muizen hadden de kabels allemaal doorgevreten! Als het koren werd afgemaaid, was dat een prachtig gezicht; tien combines op een rij. Maar dan kwamen de muizen op ons af! Die hadden dan niets meer te eten en kwamen in groten getale naar ons huis. Daar probeerden ze nog wat te bikken. Ze knaagden aan alles en ze hebben alles kapot geknaagd. We hadden vreselijke last van muizen. Niet beneden, maar boven. Ze gingen door de spouwmuren omhoog en ze kwamen allemaal op zolder. Op zolder hebben ze alles opgegeten. Van de kaarsen die ik voor de Kerst bewaarde, lagen alleen de lonten nog in de doos. Het kaarsvet aten ze ook nog op…
Wij hadden ook wel last van muggen om ons heen, maar dat kwam waarschijnlijk alleen door het water dat we achter ons huis hadden. We konden ’s avonds heel weinig buiten zitten, dan werd je opgevreten door de muggen. Dan had je een vuurtje, daar ging je dan maar dicht bij het vuur zitten. Dan kwamen ze niet zo dicht bij dat vuur. Muggen en ander ongedierte waren er ontzettend veel. En ook spinnen! Ontzettend veel spinnen! Er was altijd een periode dat er ontzettend veel spinnen waren. De vogels konden ze niet allemaal op.
Uilen had je op het stro. Als het graan eraf ging, dan had je al dat stro. Dat zetten ze allemaal langs de weg. Dan stonden er hele grote strobergen langs de weg en daar zaten altijd de uilen op.