Het moet ongeveer half jaren vijftig zijn geweest of zoiets. Dus je krijgt natuurlijk de natuurexplosies waar men nu geen weet van heeft, maar die waren er. Toen kocht ik, als je het nu zegt, gooien ze je ruiten in, van die grote bussen van twintig kilo muizentarwe. Die strooide ik als kunstmest over de kavel. En de meeuwen en de kraaien die konden zowat niet meer vliegen, zoveel muizen hadden die op. Dus dat was een van de explosies op plantaardig of dierlijk gebied die er toen waren. Roofvogels heb ik niet gezien. Niet op gelet, maar dat viel niet op.
Ja, er is nog meer gebeurd, maar de enige die en masse op die muizen afkwamen, dat waren de meeuwen. Kapmeeuwen hoofdzakelijk, een enkele stormmeeuw, een enkele zilvermeeuw en de kraaien. Die konden zowat niet meer vliegen, zoveel muizen hadden ze op. Het stikte ervan. Duizenden, duizenden. Dus dat is heel typisch bij die explosies. Een paar jaar later waren er niet meer. Een niemand viel het op bijvoorbeeld, toen dat bos geplant was langs de Marknesserweg, met een fietspad erdoor. Toen fietsten dagelijks tientallen scholieren van oosten naar westen, naar Emmeloord. Niemand heeft het gezien, ik had er mijn oog wel opgericht, want ik wist het. Er groeiden, waar nu dat benzinestation is, een eindje verder dus tussen het benzinestation en de Lindeweg, tientallen breedbladige wespenorchissen. Niemand heeft ze ooit gezien, want iedereen fietste er langs. Dat is een van die dingen, want dat bloemetje valt niet op. Het is wat paarsblauwig.