Willem Toering kocht in 1899 een botter, de LE 62, van de weduwe van een zekere Hein Zijl. Die botter kostte toen ongeveer 1100-1200 gulden.
Hij ging met de nachtboot over naar Amsterdam en zo naar Bunschoten. Tja, dan moest je door Amsterdam en daar woonden veel misdadigers. Maar daar had Willems vrouw het volgende op gevonden. Op zijn hemd naaide zij een zakje, daar zat het geld in. Het klepje werd dichtgenaaid, dus dat moest hij stuk snijden om bij het geld te komen.
Wybrand Scheffer voer in Bunschoten op die botter en verhuisde met zijn gezin mee naar de Lemmer. Scheffer werd zo Willems eerste knecht.