Om te eten aan boord met vier man bemanning nam je mee: meel, rijst en roggebrood, maar van het roggebrood nam je niet te veel mee want dat beschimmelde toch. Dan nog een zak aardappelen en een vaatje boter van dertig pond, een ronde gele kaas en brood. Koffie bracht je op kleur met chichorei. Melk gebruikte je niet aan boord, want dat was niet goed te houden. En een borreltje was ook niet aan boord.
Met de genoemde ingrediënten werden vooral gemaakt: meelkost en/of rijst met gebakken vis en aardappels. Een gerecht was bijvoorbeeld Schokkertroet: meel in de kom, een beetje zout erbij, kokend water er langzaam bijgieten en dan roeren totdat het geheel gebonden was tot stijf deeg. In het midden maakte je een kuiltje voor de stroop en boter. Troet werd echter niet veel gegeten omdat men het nogal armoedig vond. En het was meteen koud, terwijl rijstgerechten lekker warm bleven. Een zoodje bestond uit aardappelen en Zuiderzeevis van het seizoen (scholletjes, botjes, aaltjes, knorhanen, puitaaltjes en spieringen), lekker bij elkaar in één pan en het liefste in (zoet) regenwater gekookt, niet in zeewater, want dat werd te zout, met een grote klont boter en heerlijke mosterd.