Teunis Steven Schuurman (1909-1987) werkte in de jaren tachtig mee aan het visserijonderzoek van Peter Dorleijn, gepubliceerd in Van Gaand en Staand Want. Hij kreeg met zijn geboorte een dubbele naam mee. Zijn beide opa’s heetten Teunis en de tweede voornaam Steven kreeg hij mee van een broer van zijn vader die met schaatsenrijden in een wrak reed en verdronken was.
Naar eigen zeggen had hij met gemak naar de Franse school gekund omdat hij goed basisonderwijs had genoten op de Christelijke school, maar zijn vader kon hem niet missen en dus moest hij mee aan boord.
“Met elf jaar ben ik eerst ’n jaar mee geweest voor derdemannetje; m’n broer voer al bij vader.”
Zijn vader had de VN 80 en viste op haring en ansjovis, bot en spiering. Bot was de hoofdzaak en daar werd op gevist met staand want. Zijn opa had goed geboerd en ‘goed opgepast’ en ging, toen hij zelf niet meer viste, rentenieren. Toen had hij al vier schepen en gaf elke zoon een schuit. De dochter die met een visserman getrouwd was kreeg een pluut.