Wij hadden in het najaar de Belgen om vlas te trekken. Dat waren van die kleine mannekes. Een keer was een keer ons huis vochtig. Mijn moeder stapte uit bed en had gelijk een slak tussen haar tenen. Toen moesten we zolang in het studeerlokaal gaan wonen, want we kregen nieuwe vloeren in ons huis op Schokland. Dat studeerlokaal was voor jongens die gingen emigreren. Die kwamen eerst hier in de polder om het boerenvak te leren, anders konden ze Canada niet in. Dus wij moesten zolang in dat studielokaal. Maar daar tegenover waren die barakken waar die mannen in zaten. En die gingen fluiten naar ons. Nou, ik heb mijn vader nog nooit zien rennen. Hij vloog over de heggen en alles: "Stelletje loopse honden!" riep hij. En wij schaamden ons dood natuurlijk, haha! Die mannen hadden natuurlijk ook niet zoveel. Die dachten: allemaal van die dochters. Verder hadden we niet veel met die mannen te maken. Dat wou m’n vader niet.
Bronvermelding: Gemeente Noordoostpolder, interview met de kinderen Martha, Lien en Peter van Geerlof en Johanna Appels, 12 november 2013.