Een voorwerkerscursus en melden in Vollenhove

Hoe de heer Grotentraast in de Noordoostpolder kwam:

Grotentraast.jpg

Voorwerkerscursus te Heino om in de Noordoostpolder te gaan werken, voorjaar 1941. Staand v.l.n.r. Holtland, H. Kasper, Gerhardus Schoot Uiterkamp, en zittend Wolter van Dijk, Hendrik Grotentraast en Reier van Dijk (Batavialand, collectie H. Grotentraast).

Alle rechten voorbehouden

Mijn ouders die hoorden een keer van de kassier van de boerenleenbank, dat in Heino een cursus zou worden gegeven voor jonge boeren die eventueel naar de polder zouden willen. […] De OLM [Overijsselsche Landbouw Maatschappij, red.] had dat georganiseerd. Die hebben in meerdere provincies cursussen georganiseerd. Het was de bedoeling dat boerenjongens een zogenaamde voorwerkerscursus zouden volgen om dan in de polder te kunnen komen, want daar was wel behoefte aan.

Zodoende ben ik op die cursus gekomen in Heino, en daar werd nog een theoretische cursus aan verbonden van veertien dagen. Dat was in Zwolle, begin 1941. En toen dat afgelopen was, konden we een keer een oproep krijgen voor de polder. Dat was in juni 1941. We moesten ons melden in Vollenhove. Er was nog een stel boerenjongens bij ons uit de omgeving waar ik vandaan kwam, uit Wesepe tussen Deventer en Raalte, en daarvan waren er een paar jongens bij die ook naar die cursus waren geweest. Dat waren jongens van de ABTB [Aartsdiocesane R.K. Boeren- en Tuindersbond, red.], ik was dan meer OLM gericht, maar goed dat maakte verder geen verschil. We kregen toen in juni dat bericht dat we naar Kuinre moesten, maar eerst naar Vollenhove, want daar moesten we ons melden bij Lassche, dat was de ploegbaas.

Toen moesten we naar Kuinre en daar een kosthuis zoeken. Met een stuk of wat andere jongens zijn wij toen ondergebracht in een café in Kuinre. Daar moesten we ons melden bij ploegbaas de Olde en daar zijn we begonnen met een stuk dijk af te graven, een stuk oude Zuiderzeedijk, maar daar moest het werkkamp komen.

En als ’s avonds het werk klaar was dan gingen we de polder in, daar was een heel klein stukje dat was droog, maar verder dan moest je de broekspijpen opstropen want dan liep je in het water. En dat water zakte elke dag verder weg.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Anneke Jansen met H. Grotentraast, 2007.

Alle rechten voorbehouden