Ik had één geluk: ik sprak vloeiend Frans! En ik trof het met mijn juf, ik kon gelijk met haar praten! Ik Frans en zij gewoon in het Nederlands. Ik had het wat gemakkelijker. Ik ging gelijk naar de vijfde klas. Je had de kleuterschool, dat was 1, 2. En dan ga je naar groep 1 tot en met 6 van de lagere school. Ik ging naar groep 5. Daar begon ik. Dat was halverwege denk ik. Ik kon het gemakkelijk. Ik kende Frans. Nou, ja, gemakkelijk, maar het communiceren lukte wel. En de Nederlandse taal leren ging redelijk snel. Na kwart over drie kon je extra les krijgen, Nederlandse taal. En ik weet ook nog, na de vijfde en zesde klas kreeg je een soort toets om naar het voortgezette onderwijs te gaan, dan had je een schakelklas.
Dus als je de Nederlandse taal nog niet machtig genoeg bent, ging je naar het voortgezette onderwijs, maar daar tussen zat een soort schakelklas en daar kreeg je extra Nederlandse taal. Ik hoefde niet naar de schakelklas. Ik had de vijfde en zesde klas doorlopen en ik kon gelijk naar de eerste klas van het voortgezette onderwijs. Ik ging naar de SGL, ja. Op de SGL kon je ook extra les krijgen. We hadden toen een meester en die was van de schakelklas. Ik weet nog dat ik een keer werd uitgenodigd voor een gesprek voor een krant, echt, dat weet ik nog heel goed. Heel leuk! Het is heel spannend eigenlijk. Je weet niet wat je meemaakt! … [Ik voelde me] totaal [niet eenzaam]. In mijn klas zaten twee Marokkanen, Ahmed el Mhassan en ik. Dus dan help je elkaar ook een beetje.