Redactie
Ik ben in Emmeloord op de lagere school geweest, bij meester Kamp. Kamp was een hele goede leraar. Het was ook ‘meneer Kamp’, hè. Mevrouw Kamp gaf ook les op die school. Zij heette Jacoba, denk ik, want hij riep altijd ‘Co!’. Het was voor ons altijd ‘Cees & Co’.
We hadden we in de hoogste klas een schooltuintje. Dat was bijzonder. Het tuinieren bestond hoofdzakelijk uit het proberen wat mooie bloemen te krijgen. Lupines deden het altijd. En wat je in de laatste klas ook had was kinderoperette. Toen ik van de lagere school ging, hebben we een grote operette gehad (‘Repelsteeltje’). Die werd opgevoerd in wat nu ’t Voorhuys heet. Dat was toen nog een houten gebouw op De Deel.
Wij waren van christelijke huize, maar hier zijn we altijd op de openbare school geweest. Mijn broer en mijn zus ook. Toen in 1947 de christelijke school kwam, zei mijn vader:
"Nou, dat doe ik niet. Jullie blijven mooi op de openbare school tot je ervan af gaat."
Ik ging er toen al af, maar mijn broer en zus zijn op de openbare school gebleven.
De lagere school in Emmeloord werd in de oorlog als paardenstal gebouwd. Er was geen geld. Het was eerst één gebouw en later kwam er een zijvleugel bij. Het oude gedeelte had drie lokalen en de zijvleugel had ook drie lokalen. In de eerste zat mevrouw Kamp, dan Kamp zelf, en er was het handwerklokaal, want bij de winterdag hadden wij figuurzagen. In de zijvleugel was de eerste klas van juffrouw Velzel uit Kampen, dan was er nog meester De Lange uit Kuinre en dan was er nog een juffrouw, ik meen, de vrouw van de politie. En dan had je mevrouw Kamp en daar kwam later meester Feike Bosma voor in de plek. Hij is later, geloof ik, ook nog hoofd geworden. Het andere was het handwerklokaal en eindje verderop was het fietsenhok. Er zat geen gymlokaal in. We hadden wel eens gym in een gebouw waar nu de bibliotheek is.