“Als je je niet gedroeg, kreeg je een boete”

Jachtopzieners waren opsporingsambtenaren

Johan van de Kaa kwam in 1965 in dienst van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders als jachtopziener. Hij was één van de eerste jachtopzieners die werkten in het gebied van de latere gemeente Zeewolde. Hij beschrijft wat zijn bevoegdheden waren als buitengewoon opsporingsambtenaar:

Familie van de Kaa

Zowel de vader van Johan van de Kaa als twee broers waren ook jachtopziener. Op de foto zijn allen in uniform (privécollectie Johan van de Kaa).

Alle rechten voorbehouden

Nou, onze bevoegdheden waren precies dezelfde als van de Rijkspolitie. Tsja, waar greep de politie in? Wij vielen als ambtenaren onder het ministerie van Verkeer en Waterstaat, dus overheid. Toen hebben ze gewoon gezegd:

“Dat zijn ook opsporingsambtenaren, net als de politie.”

Bij de politie heeft men het niet kunnen begrijpen, maar het is zo. Dus wij hadden alle bevoegdheden.

We konden ook een automobilist aanhouden. Dat deden we niet vaak. Maar als je je als automobilist al te gortig gedroeg, ja, dan was je ook aan de beurt, hoor. Dan ging het dus om asociaal rijgedrag en zo. En dan kregen ze er wel één [een boete, red.]. Dat ging dan om inhalen. Het ergste was het elkaar inhalen; dan reed je gewoon de tegenliggers van de weg af. Ja, en dan krijg je “bom!” En dan zeiden wij: “Dat kan niet, hoor.”

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Tienke Drost met Johan van de Kaa, 5 maart 2020.

Alle rechten voorbehouden