Daar wen je aan. Je reed je wel eens vast; dat gebeurde nog wel eens, natuurlijk, want zo vast was die bodem niet. Nou, je moest overal achter komen. Dan ging je krikken, de auto opkrikken. Eén keer ging de auto niet omhoog en de krik ging de grond in. Ja, je lacht erom. We wisten er iets op te vinden. We hadden een plank mee en daar zetten we hem op en ja hoor; hij ging omhoog. Maar wat moesten we met ons wiel doen? We hadden schoppen nodig. Dan ging de reserveband eronder. Maar dan moest je een straal gas geven, hopende dat de auto doorreed. Dat lukte wel en dan moest je later die band weer op zien te vissen. Zo hebben wij hier geleefd. En dan was ik niet de enige, dat gold ook voor de andere mensen.
D’r zijn wel meer dingen die ik heb meegemaakt. Nog één keer: het is bijna niet te geloven; ik zat vast met de auto en dan hadden wij van alles bij ons. Ook een steen een dan legden we de steen op het gas en zetten we de auto aan en dan probeerden we met de schouder onder de deur de auto op te douwen hè. Maar o wee als ie dan ging rijen, dan moest je heel hard lopen anders ging je de tocht in man. Ja, kun je het je indenken? Nou, ik heb net zo’n geval en toen had ik hem weer onder controle. Zo werkte dat.