Het land heeft een vochtig landklimaat en een vochtig subtropisch klimaat, met meer neerslag in de zomer tijdens een kort regenseizoen, dat van eind juni tot eind juli begint en doorloopt tot en met september. De winters kunnen extreem koud zijn. De zuidkust kan worden getroffen door tyfoons in de late zomer die stormen, zware regenval en soms overstromingen met zich meebrengen. De gemiddelde jaarlijkse neerslag varieert van 1.370 mm in Seoul tot 1.470 mm in Busan.
Zuid-Korea kan worden onderverdeeld in een oostelijke regio met hoge bergketens en smalle kustvlakten, een westelijke regio met brede kustvlakten en glooiende heuvels, een zuidwestelijke regio met bergen en valleien, en een zuidoostelijke regio gedomineerd door het stroomgebied van de Nakdong. De polders liggen voornamelijk in het westen en zuidoosten.
Zuid-Korea en in feite ook Noord-Korea kennen de in zekere zin gunstige situatie dat in de Gele Zee veel slib vanuit de Gele Rivier wordt aangevoerd. Wellicht heeft de Gele Zee haar naam hieraan ook te danken. Ook wordt gemeld dat een deel van het slib in de Gele Zee afkomstig is van zandstormen in de Gobiwoestijn. In elk geval is er veel zeer vruchtbaar slib in de Gele Zee, waardoor langs de westkust van het Koreaanse schiereiland een opslibbing van twee tot drie centimeter per jaar optreedt, wat bij inpoldering vruchtbaar land oplevert.
De inpoldering van kustgebieden in Korea heeft een lange geschiedenis, die onder andere is beschreven door Sang-Hyun Park en anderen. Zij stellen dat de inpoldering van kustgebieden in 330 begon met de bouw van de Byeokgolje-dam. Sindsdien, en vooral in de twintigste eeuw, zijn op grote schaal landaanwinningsprojecten uitgevoerd, bestaande uit een veelvoud aan dijken en polders met een totale oppervlakte van ongeveer 1.350 vierkante kilometer. Een aantal grote inpolderingen betreffen de polders op het eiland Gangwa, Yeongsan, Sihwa, polders in de delta van de Nakdong rivier en Saemangeum. Over de laatstgenoemde inpoldering is in 2020 een bijdrage van mijn hand op Flevolands Geheugen geplaatst.
Tijdens één van mijn bezoeken aan Zuid-Korea kregen wij een plan voor de bouw van een nieuwe stad voor een half miljoen inwoners in de voorgenomen polder Sihwa te zien. Ons viel op dat er vrijwel geen open water in het plan getekend was. Als het in Korea regent, regent het vaak veel harder dan bij ons. Wij vroegen waarom er zo weinig ruimte voor open water gereserveerd was. Vriendelijk werd ons meegedeeld dat dit van de berg af zou stromen. We zeiden:
“Je zit nu wel beneden en je zult vrijwel al het overtollige water uit moeten malen.”
Dat was toch wel een tegenvaller, want de grond in de voorgenomen inpoldering zou veel geld waard zijn, en dat krijg je niet voor open water. We hebben toen een schetsplan met ze gemaakt waar, voor zover wij het konden overzien, voldoende open water en flinke gemalen in zaten.
Een bijzondere situatie bij de inpolderingen vormt het getij, dat langs de westkust van zuid naar noord oploopt tot zo’n zeven meter bij de grens met Noord-Korea. Aan de ene kant is dit gunstig, omdat bij eb veel overtollig water vanuit de poldergebieden kan worden geloosd, maar aan de andere kant is daardoor doorgaans ook een forse zeedijk nodig om bij vloed het water buiten de polder te houden. Daarnaast zijn er in de regel binnendijken, en irrigatie- en drainagesystemen nodig. De inpolderingen zijn dus kostbaar, maar door de extreem hoge grondprijzen in Zuid-Korea economisch zeker verantwoord.
Er zijn ook grote bezwaren tegen de inpolderingen, vooral vanwege de visserij en vanuit milieuoogpunt. De Koreanen gaan er daarom van uit dat het Saemangeum-project, dat nu vrijwel voltooid is, waarschijnlijk hun laatste inpolderingsproject zal zijn. Gezien de grote vraag naar land ben ik benieuwd of dit inderdaad het geval zal zijn.