Na de nodige problemen om het gebied in te polderen heeft in 1964 het Nationaal Instituut voor Agrarische Hervorming de inpolderingswerkzaamheden overgenomen en ze in 1970 voltooid. Het gebied ligt op 907 meter boven zeeniveau en is daarmee, voor zover mij bekend, de op één na hoogste polder op aarde. Het beheer van de polder is in 1990 overgedragen aan, zeg maar, het waterschap ASORUT.
Twee van mijn Colombiaanse studenten hebben voor hun thesis onderzoek in deze polder gedaan. Met één van hen heb ik in 2002 de relevante plaatsen bezocht. Op zich was dit, in verband met de veiligheidsaspecten in Colombia, een aparte onderneming. Het begon al bij aankomst op het vliegveld van Bogota. Daar was een stoplichtsysteem om te bepalen welke koffers door de douane gecontroleerd moesten worden. Bij mij sprong het stoplicht op groen, dus ik mocht gewoon doorlopen. Een oom van mijn student wachtte mij keurig voor het vliegveld met zijn auto op en bracht mij naar het hotel. De volgende ochtend bracht de oom mij weer naar het vliegveld waar ik door zou vliegen naar Cali, waar deze polder in de buurt ligt. In Cali wachtte mijn student mij op en samen bezochten we het gebied. De terugtocht werd op dezelfde veilige wijze georganiseerd.
De landbouw in de polder wordt gekenmerkt door twee teeltseizoenen die overeenkomen met de twee regenperioden gedurende het jaar. Het grondgebruik in de polder is aan het eind van de vorige eeuw behoorlijk veranderd, omdat de boeren gewassen zijn gaan verbouwen die in een beter inkomen resulteerden. Hierbij waren de belangrijkste gewassen soja, katoen en sorghum. Aan het begin van de huidige eeuw is op ongeveer een kwart van de polder suikerriet geïntroduceerd.
Een dijk aan de oostkant langs de Cauca en een afleidingskanaal aan de westkant om water in de riviertjes vanuit de daar gelegen bergketen af te leiden omsluiten het gebied, terwijl een hoofdafvoerkanaal door de laagste delen de polder min of meer in tweeën deelt. Het afleidingskanaal beschermt de polder niet alleen tegen overstromingen vanuit de kleine rivieren, het levert ook irrigatiewater aan enkele delen van de polder. Gebruikers langs het kanaal gebruiken kleine centrifugaalpompjes om irrigatiewater naar hun velden te pompen. De rest van de polder wordt van water voorzien door een irrigatiesysteem dat bestaat uit een hoofdkanaal, een transportkanaal en verschillende secundaire kanalen. Het hoofdkanaal wordt van water voorzien door drie gemalen. De irrigatie in de polder vult de regenval aan. Het is waarschijnlijk dat er meer water wordt geleverd dan nodig is, wat niet alleen leidt tot hogere bemalingskosten voor irrigatie, maar ook voor de waterafvoer.
Er is een complementair netwerk van zowel irrigatie- als afvoerkanalen op secundair en veldniveau. Het hoofdafvoerkanaal loost bij laag water aan het benedenstroomse einde via een klep in de Cauca. Bij hoog water op de rivier blijft de klep dicht en wordt het overtollige water door twee gemalen uitgemalen op de rivier. Het functioneren van het afvoersysteem is afhankelijk van het regenpatroon en de waterstanden in de Cauca. Niveaumeters bewaken de peilen in het hoofdafvoerkanaal. Bij te hoge standen worden één of beide afvoergemalen geactiveerd. Deze perioden komen doorgaans overeen met de regenseizoenen maar ook met de tweede maand van de teeltseizoenen, als er te veel irrigatiewater wordt ingelaten.
Al met al een bijzonder gebied, niet alleen door de hoge ligging van de polder, maar ook door het complete systeem van waterbeheer en bescherming tegen overstromingen.
Meer gedetailleerde informatie over deze polder kan worden gevonden in het Landen Document over Colombia op de web site van Batavialand via de link: https://www.batavialand.nl/kennis-en-collecties/waterbeheer-en-polders.