Ik heb zes jaar over de Vondelschool gedaan. Toen ben ik naar de VHS [aan de Ostadestraat] gegaan, dat was een soort handelsschool …. om handelsvertegenwoordiger te worden. … Daar heb ik goed geleerd, vier of vijf jaar. Daarna ben ik – dat weet nog precies – eerst naar Engeland gegaan voor mijn taal. Naar de London Language Centre in de Oxfordstreet, een school om Engels te leren. Daar heb ik gewoond intern bij mensen, bij de familie Abraham in Londen.
Toen ik terugkwam, kon ik Engels. En daarna ben ik naar Berlijn gegaan. Toen had je nog West-Berlijn en Oost-Berlijn. Je kon als Duitser niet vanaf West- naar Oost-Berlijn gaan, maar als buitenlander weer wel. Ik heb geregeld stage gelopen bij een neef van mij, dat was weer de zoon van de zuster van mijn vader, en die had een fotopersbureau. Dat was Hannes Dahlberg (pseudoniem voor Franz Kubsch), die was kunstenaar en die maakte ook foto’s. Daarvan heb ik eigenlijk van geleerd wat ik nu doe. Dat vond prachtig. Ik was de enige die naar het Oosten mocht gaan (het duurde uren voordat je over de grens was) en dan kreeg ik een camera mee en maakte in Oost-Duitsland foto’s die zij dan weer verkochten aan de bladen. Zij werkten dan voor Der Stern en de Schweizerische Illustrierte. Dat vond ik allemaal wel heel interessant.
Op 13 juni 1960 is mijn vader overleden. Toen zat ik dus in Duitsland. Ik was een kereltje, een klein ventje. Ik ben in één keer verhard door het overlijden van mijn vader, terwijl ik nooit echt een band met hem had. Toen ben ik teruggegaan naar Nederland. Maar wat moest ik doen? Fotografie vond ik wel leuk. Toen ben ik begonnen bij een modeblad, International Textiles. Dat is een blad waarvoor ik stofjes fotografeerde en gordijnen. Je was dagen met zo’n nummer bezig. Ik was alleen maar assistent. Ik mocht de platencamera klaarleggen en de dingen opruimen. Ik vond het toen fantastisch allemaal, maar dat was niet echt wat ik wilde. Ik was daar begonnen in 1961 en heb daar een paar jaar gewerkt. Toen dacht ik: “Weet je wat, ik ga voor mijzelf beginnen!”