Ik was ook veertiendaags, zoals ze dat toen noemden: ik ging dus elke twee weken met verlof naar huis. Toen werkten we ’s zaterdagsvoormiddag nog. Om twaalf uur was je dan vrij en hurry-up naar het kamp, vlug wat eten en dan werden we met de bus naar Zwolle gebracht. Vervolgens ging het van Zwolle met de trein naar de plaats van bestemming. De veertiendaagsen hadden het voordeel dat ze ’s maandagsavond pas terug hoefden te komen. Dan stonden de bussen om een uur of tien, half elf klaar in Zwolle en die brachten ons naar het kamp. We hadden dus min of meer een lang weekeind.
Bron: Batavialand te Lelystad, project Verhalen Vissen, interview met Lies Gielen en Johan Vos, 1 oktober 2011.