’s Zondags fietsten wij naar Vollenhove. Er waren een stuk of wat jongens uit Holland vandaan, dat waren de ‘katholieke vrienden’. Meer katholieken lagen er toen haast niet in kamp Blokzijl, een stuk of tien, twaalf, en die gingen altijd naar Vollenhove naar de kerk op het fietsje. En daar hadden wij het kroegje van de Moespot, daar gingen we na de mis even een borreltje drinken of een biertje. Dat was het enigste vertier wat er eigenlijk was. Daar zaten we altijd even gezellig, maar, ja, voor de rest had je geen vertier. Zo ging dat jaar op jaar. Dat was de parochie Marknesse…
Toen Marknesse bereikbaar werd (de kerk stond er toen nog niet) gingen we ’s zondags daar naar de kerk. Er stond een kantine in het werkkamp, dat was in 1942. Het eerste jaar dus naar Vollenhove en toen naar naar Marknesse. Daar was dan pastoor Van Dijk of zijn hulpen.
Die mis werd dus gehouden in de kantine, eerst de pastoor en dan de dominee. Die harmonie onderling was goed, hè. Pastoor Van Dijk had zijn attributen bij zich. Er werd even een tafeltje klaargemaakt en daar deed hij de mis op. En dan waren er altijd wel een jaar jongens bij die misdienaar geweest waren, die konden helpen. Er werd ook een koortje gevormd met een dirigent die nog nooit gezongen had, maar er werd gezongen! Je moest je er soms aan ergeren hoe er gezongen werd, maar achteraf denk je dat er toch mooi gezongen is. Dan wordt de boel opgeruimd of de dominee nam het over. Die moest de andersdenkenden helpen of het was andersom, totdat de kerk kwam. Een mooi houten kerkje.