In het Bolanha-systeem wordt in de polders de rijst op ruggen verbouwd. Hoewel primitief, is er een bijzonder waterbeheersingssysteem dat enerzijds de waterafvoer verzorgt en anderzijds de mogelijkheid biedt om de zuren die zich tijdens het droge seizoen in de polders ophopen, met ingelaten zout zeewater uit te spoelen. Dit zuur komt vrij wanneer kleigronden in moerasgebieden na ontginning tijdelijk of permanent uitdrogen. Dit is een bekend verschijnsel in de humide tropen, waarbij het uitspoelen van het ontstane zuur jarenlang nodig kan zijn totdat de zuurvorming zich niet meer voordoet.
De traditionele rijstteeltsystemen hebben jarenlang goed gefunctioneerd tot door klimaatverandering in 1969 een langjarige droge periode begon. De meest getroffen zones bevinden zich niet alleen in Guinee-Bissau, maar in het hele noordelijke en drogere deel van de kust van West-Afrika, waaronder Gambia, Senegal en tot op zekere hoogte ook Guinee.
De Geba is een rivier die ontspringt in Guinee, door het zuiden van Senegal loopt en in Guinee-Bissau uitmondt in de Atlantische Oceaan. In de Geba varieert het waterpeil door het getij van 5,60 meter in de monding tot 2,50 meter ongeveer 100 kilometer stroomopwaarts. Dit is een van de rivieren waar met name mensen van de Balanta-stam op basis van het Bolanha-systeem sinds het begin van de 20e eeuw ongeveer 100.000 hectaren in de mangrovemoerassen hebben ingepolderd voor de rijstteelt. Volgens de oude traditie zijn langs de kleinere getijdekreken 1,5 tot 2,0 meter hoge dijkjes gebouwd, zodat het land achter de dijkjes bij vloed niet meer onder water kwam te staan. Binnen de zo ontstane polders verdelen 0,30 meter hoge ruggen de polders in compartimenten met onregelmatige vormen. Oorspronkelijk werden de duikers van uitgeholde boomstammen gemaakt die werden voorzien van een stop om het binnendringen van het zoute zeewater te voorkomen. Ook werden in kleinere kreken dammen van mangrovestammen aangelegd. In de jaren vijftig werd deze praktijk aangepast en werden de dammen gemaakt van lateriet dat werd uitgegraven in de hoger gelegen gebieden.
In de jaren zeventig is een programma gerealiseerd om dammen in grotere kreken te aan te leggen. Op deze manier konden het aantal en de lengte van de dijkjes aanzienlijk worden verkort. Voor de afvoer van het overtollige water door de dammen werden betonnen sluizen geïntroduceerd. Ook deze sluizen konden voorafgaand aan het planten van de rijst worden gebruikt om zout zeewater in te laten voor het uitspoelen van het in de gronden opgehoopte zuur.
Om uiteenlopende redenen is deze methode echter niet erg succesvol geweest. Een van de belangrijkste redenen hiervoor was de schaalvergroting. Het systeem vereist namelijk samenwerking tussen de boeren. In de oorspronkelijke kleine eenheden konden de kleine groepen boeren het doorgaans wel eens worden over het te voeren waterbeheer. Door de aanleg van de dammen in de grotere kreken ontstond een veel groter systeem rond een kreek, waarbij de boeren voor meerdere van de oorspronkelijke systemen het eens moesten zijn over het gezamenlijke waterbeheer. Dit was in verschillende van deze systemen toch een stap te ver. Door het grote belang van een goed waterbeheer voor het succes van het verbouwen van de rijst kon door de schaalvergroting het goede waterbeheer niet worden volgehouden en liepen de oogsten terug.
Een blik op Google Earth laat zien dat in de kustzone van Guinee Bissau nog veel van deze traditionele systemen aanwezig zijn en kennelijk nog steeds goed functioneren.