Het wild wat er geschoten werd moest dus naar een poelier. Dat was niet van de jagers, maar het moest dus naar een poelier. Dus dat bracht mijn man altijd naar Harderwijk. De jagers mochten het niet houden, dat bleef van de Rijksdienst. Nou ja, als ik mij dat goed herinner wel een deeltje; zij mochten dan zoveel stuks meenemen. En de rest was van de Rijksdienst. Dat bracht mijn man naar een poelier in Harderwijk. Dat gebeurde ’s avonds na de eendenjacht, soms heel laat ’s avonds, en dan ging ik ook nog wel eens mee. Toen waren de kinderen al wat ouder, zodat ze wel even alleen konden zijn. Toen woonden de buren er ook nog.
Ik ging dus mee, en dan had je een hele kar vol wild en dat ging dus naar een poelier. Maar die poelier had een privévliegtuigje. Hij zei wel eens tegen ons:
“Ik kom zondagochtend kijken wat je op je brood hebt”.
En dan kwam hij aanvliegen. Onder de hoogspanningslijn door, op ons huis af. Het was toen nog een onvoorstelbare vlakte.