We woonden daar met twee gezinnen helemaal in de vlakte. Het was allemaal akkerbouw. We keken naar de brug bij Nijkerk, dat was negen kilometer verder, daar keken wij heen, zo’n vlakte was het. Nog geen boompje, alleen om ons huis op het terrein van het drinkwaterpompstation, daar hadden ze wat populieren geplant, 'n beetje als afscheiding. Ja, dat waren de enige boompjes die er stonden. Het was één vlakte. Ja, en dat wisselde hè. ’s Winters was het geploegd en was alles zwart en somber, alleen met sneeuw was het prachtig, een ongerepte witte vlakte! Ja, en ’s zomers had je het afwisselend, de ene keer stond er graan, de andere keer stond er koolzaad en was alles geel om ons heen.
Tsja, hoe heb ik dat beleefd? Het was één vlakte, het was heel vrij wonen. Ik kwam ook van een boerderij; ik was het vrije wonen gewend. Er wilde eigenlijk geen vrouw wonen, nee. De mannen wilden wel die vrijheid, maar de vrouwen wilden er absoluut niet heen. Maar ik was die vrijheid toch wel gewend. Eerst hebben we acht jaar in Dronten gewoond, maar toen kregen we deze kans, en ja, ik zag het wel zitten, ik zag het wel zitten. Het was ook wel spannend. Het was wel heel stil maar je kon toch de drukte opzoeken, als je daar behoefte aan had.
Ik heb het niet als een eenzame plek ervaren. Nee, helemaal niet! Mijn man was dus jachtopzichter en je had toch veel met de jagers te maken. Want er was in de hele omtrek niets, alleen het Trekkersveld. 'De Trekker' was er. Maar de helft van de tijd was die ook niet open. De jagers kwamen ook bij ons aan huis als de jacht op reeën of zo geopend was. Dat ging vaak ’s morgens vroeg en dan was het toch altijd verzamelen bij ons huis. Dan was het bij terugkomst altijd koffie drinken. Dus iedere dag was er wel iets te beleven.