In dezelfde tijd speelden ook in Vlissingen VOC-plannen. In Castricum speelden VOC-plannen. In Vlissingen waren ze heel serieus. Daar waren ze al jaren mee bezig. Er zaten daar een paar mensen die met zo’n schip wilden gaan varen. Echt waar! Ze wilden een reis gaan maken met zo’n schip. Ze zijn daar heel lang mee bezig geweest. Maar dat is op een gegeven moment doodgebloed, op gebrek aan fondsen, natuurlijk.
Maar op een gegeven moment kreeg ik een telefoontje, of zelfs nog een telex, uit Japan, uit Tokyo. Daar zat een delegatie van het ministerie van Economische Zaken en het Nederlands Bureau voor Toerisme. Een brandbrief, -telex of –telegram, ik weet het niet meer precies:
“Ze willen een VOC-schip gaan nabouwen. Ze zijn aan het zoeken waar dat gebouwd kan worden. Ze hebben al in Australië gekeken, en ze zijn nu in Engeland aan het kijken. Kunnen jullie dat niet?”
“Ja,” zeiden we, “natuurlijk kunnen we dat.” Ik heb Maarten de Groot [Bureau voor Scheepsbouw] opgebeld – en heb gezegd:
“Maarten, nu als de donder telexen naar Tokyo met de mededeling ‘Dat kunnen wij.’ Laat ze maar hier komen.”
En zo is dat schip [de 'Prins Willem'] in Makkum gebouwd. Anders was het nooit bij Maarten de Groot gekomen. Zij hebben de opdracht gekregen voor de bouw. Ze hebben het schip in Makkum gebouwd, op een stalen romp. Het is een stalen schip, bekleed met hout. Eigenlijk heel slim, want het moet in Japan in dat zeewater, en het wordt door miljoenen mensen bezocht. Heel slim natuurlijk om daar een soort van decorstuk te bouwen. Maar Japan is hartstikke tevreden met dat schip. Dat schip is later naar Nederland gekomen en in brand gegaan. Het bestaat niet meer.