In 1982 hoorden wij verhalen over een VOC-schip en Paul Verhoeven. Dezelfde geruchten die bij Willem Vos terecht kwamen, kwamen ook bij ons terecht. In de media stonden verhalen dat Paul Verhoeven een film wilde maken. Toen zeiden we: “Ja, natuurlijk!” Dus in de periode waarin Willem Vos dacht: “Dat kan ik”, dachten wij ook: “Dat kunnen wij ook.” Willem Vos was een houtbouwer en wij waren ook houtbouwers. Dus we dachten allebei, los van elkaar: “Dat lijkt ons wel wat.” Vos is toen met Rob Dekens in zee gegaan en heeft de Stichting Houten Schepen opgericht. Ze gingen naar Roelof van der Werff in Makkum en al die houtbouwers die je in Friesland had. Je had toen in Friesland een aantal houtbouwers. Maar wij hadden dan weer Piet Dekker uit Kortenhoef. De houtbouwers waren een beetje verdeeld tussen noord en zuid. Wij hadden Dick van Amerongen met zijn Kromhoutwerf in onze club zitten.
Toen ben ik gaan schrijven, want ik had in de winter eigenlijk geen werk; de chartervaart lag toen stil. Ik ben gaan schrijven op het kantoortje van Stichting Het Varend Museumschip, dat eerst in Muiden zat. Later zaten we op de De Ruijterkade in Amsterdam. Je hebt daar een heel markant gebouw op de hoek van de De Ruijterkade, met witte en donkere stenen. Een historisch pand. Dat was een wrak, dus Harry Smit kocht het, want hij was dol op wrakken. Hij heeft het helemaal gerestaureerd. Het is Café-Restaurant De Zeilvaart geworden. Dat was binnen de kortste keren het aanlooppunt geworden voor iedereen die ook maar enigszins een nautische belangstelling had, in welke hoedanigheid dan ook. Dat was een enorm succes, daar op de hoek van de De Ruijterkade. Het was een hartstikke leuk ding en vervulde een belangrijke functie.
Ik ben al in Muiden begonnen met schrijven, schrijven, schrijven:
“Wij willen een replica van een VOC-schip bouwen en denken dat te kunnen, want wij zijn houtbouwers, we hebben veel ervaring. Kijk maar naar de ‘Elisabeth Smit’. En we kunnen het ook exploiteren: kijk maar naar de ‘Elisabeth Smit’.”
Zo hebben we dat initiatief overal neergelegd. Ik heb naar ministeries geschreven, ik heb naar musea geschreven.
En eigenlijk al in een vrij vroeg stadium kwam ik bij Herman Ketting terecht. Hij was restaurateur van scheepsmodellen in het Rijksmuseum. Hij was een unieke man die over een zeer unieke kennis beschikte van de bouw van de schepen van de zeventiende eeuw. Wij hebben hem opgezocht. Het was op zichzelf al een speurtocht om die man überhaupt te vinden in dat gebouw. Hij zat in een achterkamertje te midden van allerlei halfvergane modellen. Die restaureerde hij. Hij vond het een fantastisch idee. Hij had ooit een droom gehad, namelijk dat hij aan het dek zou staan van een echt schip. We kwamen ook bij hem thuis. Hij werd zo gegrepen door onze ideeën dat hij meteen in zijn eigen tijd bij hem thuis een constructiemodel van een zeventiende-eeuws schip is gaan bouwen, want wij wilden heel graag een zeventiende-eeuws schip omdat die een stuk aantrekkelijker zijn dan latere schepen. Wij moesten tenslotte ook denken aan de instandhouding en dus de exploitatie ervan.