Ik was één van de eerste betaalde botterschippers. Je had in Spakenburg een botterverhuurder, Meester, maar die verhuurde zijn schepen zonder schipper aan Delftse, Leidse of Utrechtse studenten. Die dingen gingen met kratten of vaten pils het IJsselmeer op en werden helemaal kapot gevaren. Die botters en hun lawaaiige opvarenden hadden een heel slechte naam. Die zagen er ook niet uit. Er waren nog maar een paar botters in goede staat, onder andere de MK 63 van Peter Dorleijn in Hoorn, de VD 5 van Erik en Loes Hoffmann uit Bussum, de Octopus (EB 51) van Jörn van Boven van Schiermonnikoog. Destijds waren er totaal nog zo’n 35 zeilende houten botters en aken die uit de visserij kwamen. En Willem Vos heeft een nieuwe gebouwd. Maar ik denk dat we met een botter of dertien zijn begonnen. Evert Verkerk had een aak. Zo had je allemaal van die houtbouwers en botterschippers. Een heel divers gezelschap, een doorsnee van de Nederlandse bevolking, maar mensen die gewoon een beetje bottergek waren, gek van houten schepen.
We hebben dus de Vereniging Botterbehoud opgericht. Dat is gegroeid. Ze bestaat nu vijftig jaar. Het is een hele grote vereniging geworden. Met de bekende discussies: mogen kajuitbotters erbij, en mogen nieuwbouwbotters erbij? Al die discussies die ook in de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten hebben bestaan, eigenlijk vanaf het begin. Dat is de stichting die ooit door mijn vader is opgericht nadat hij een oude boeier ‘Maartje’ had gekocht. Dat was één van de acht boeiers die Eeltje Holtrop van der Zee in Joure had gemaakt. Wij hadden er daar één van, één van de acht zeg maar. Het Statenjacht was er daar ook één van. Halbertsma van de Houtfabrieken in Grouw had er één. Buisman van de Buisman Fabrieken ook, en Bokma van de Bokma Fabrieken had ook zo’n boeier. Daar was de belangstelling van mijn vader door opgewekt. Hij was oud-zeeofficier. Hij heeft zich daar in verdiept en heeft dus die ‘Stichting Stamboek’ opgericht.
Later werd ik één van de oprichters van de Vereniging Botterbehoud en dat was bijna een soort anticlub. De stichting was namelijk een beetje een nette mensenclub geworden. Ze vonden de bottereigenaars maar rare mensen en de botters vieze schepen. Dat hielden ze een beetje op afstand, maar het is later wel goed gekomen tussen die twee.