Dochter Martha: In kamp Vollenhove kwam altijd een voddenboer vragen: "Heeft u geen oud ijzer?" Papa zegt:
"Wat moet ik hier met oud ijzer? Ik heb hier mannen die slapen en werken!"
Mijn vader was er zo zat van. Op een keer zei hij: "Ja hoor, kom maar mee naar achter. Die heb ik." De wc-barak stond achter op het kamp. Dat waren echt poepemmers. Hij nam de man mee naar zo’n gelegenheid, tilde zo’n deksel op en zei:
"Kijk maar, dat zijn bouten die bij het gat afgeknapt zijn."
Haha! Die vent kwam niet meer terug.
Zoon Peter: Er was een kampkapper die tegelijk nachtwacht was. Ze hadden niet zoveel met hem op. Toen waren er een keer schilders op het kamp om de barakken te schilderen. Hij had bij die ruimte waar hij knipte een wit uithangbord: ‘Kapper’. Wat hadden ze nou gedaan? Ze hadden van de eerste ‘p’ een ‘r’ gemaakt. ‘Karper’, stond er! Ik was er niet bij, maar hij schijnt dus kwaad dat bord eraf geslagen te hebben!