Als vertegenwoordiger van de rijksoverheid, die zo’n belangrijk stempel heeft gedrukt op de ontwikkeling van deze stad, en van derzelver kerken, wil ik op de eerste plaats waardering uitspreken voor de vlotte besluitvorming en realisatie van dit fraaie kerkgebouw.
Voor zover dit de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders betreft moet ik teruggaan naar de eerste bespreking met het kerkbestuur op 20 januari 1978 in het Smedinghuis. Uitgangspunt voor dit gesprek was de stichting van een tweede pastoraal centrum in woonwijk 2, analoog aan het centrum in het Rode Klif in woonwijk 1. Onze stedebouwkundigen hadden al een mooi plekje bedacht voor dit tweede pastoraal centrum, waarbij onzerzijds tijdens de bespreking zijdelings werd opgemerkt dat de roomskatholieke gemeenschap maar weinig bijdroeg tot de (stede)bouwkundige vormgeving van de stad. Na wat heen en weer gepraat stelde toen de econoom van het aartsbisdom Utrecht, mgr. Weterman, plotseling voor om een ‘echte’ kerk te bouwen. Ik denk dat pastoor Van de Bosch het meest verbaasd was over dit ‘stoute’ voorstel, maar hij maakte zich daar meteen van meester, ook al voegde mgr. Weterman er nog wel aan toe dat aartsbisdom arm was. Niet minder verrassend was het dat onze stedebouwkundige toen direct een kaart kon produceren met een plek er op aan de Visarenddreef, die als het ware voorbestemd was voor het kerkcentrum.
De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders was ook gelukkig met deze gewijzigde opzet, omdat kerkcentra bij uitstek geschikt zijn als brugfunctie op de hoekpunten van de grote dreven en de wijkontsluitingen. Dit geldt temeer omdat de kerkcentra de meest interessante gebouwen zijn in Lelystad, zonder daarbij het Smedinghuis en de Waterwijzer tekort te willen doen en in het vertrouwen, mijnheer de burgemeester, dat ook het lokaal bestuur straks met het raadhuis een waardevolle bijdrage levert aan de ontwikkeling van de stad, zowel bouwkundig als wat betreft de verdere ontwikkeling en het functioneren van de Gordiaan. Maar dat terzijde.