Wijkgericht Werken was in die tijd in Nederland nieuw! Volgens mij gingen alleen Haarlem en Alkmaar ons voor, die hadden een pilot vanuit het ministerie. In tegenstelling tot hoe het in Nederland werd uitgevoerd, waar een hele organisatie werden opgebouwd, wilde ik het vooral klein houden. Ik wilde een soort smeerolie voor de rest zijn. Het Wijkgericht Werken moest de burger dichter bij de politiek brengen, want die twee waren behoorlijk uit elkaar gegroeid. De Opdracht was er bij betrokken, Woningbouwvereniging Lelystad, de politie, de GGD, Impuls en de gemeente. Dat waren de partners in Wijkgericht Werken…. Convenanten en dat soort zaken, daar geloof ik niet echt in. We moeten er vooral voor zorgen dat de mensen elkaar op de werkvloer vinden. Want, je wint een hoop als je in de wijken samenwerking tot stand weet te brengen, dan wanneer je een aantal hotemetoten – wethouder en directeuren – convenanten laat afsluiten en dat het dan moet afdalen binnen de organisaties. Zo zijn we hier aan de slag gegaan.
We hebben twee woningen voor niets gekregen van de corporaties: eentje van de WBL [Woningbouwvereniging Lelystad] in de Leekerhoek en eentje van De Opdracht op de Jol, en daar gingen we de wijkposten inrichten. In een wijkpost zat een wijkmanager, een wijkcoördinator en een administratieve kracht. … Kijk, de bedoeling was om dat voor de hele stad op te zetten, maar begonnen werd met een pilot. Dus waren we gestart in twee wijken, maar later zouden het acht wijken worden. … Binnen de kortste keren had je een behoorlijke aanpak in de wijk voor heel weinig geld. Heel wat gemeenten kwamen langs om te kijken hoe wij het Lelystad deden.
Tja, ik hoefde geen extra budget, want ik kan me nog herinneren dat een aantal gemeenteraadsleden naar mij toekwamen met de vraag: “Aziz, wanneer kom je met een claim op het budget van de andere diensten?” Ik zeg:
“Waarom zou ik? Ik beschik nu over de hele gemeentebegroting! En als ik straks van elke dienst een of anderhalve ton krijg, wat heb ik dan? Twee miljoen, drie miljoen?! Dat is zo op!”
Ik zeg: “Maar nu moet ik juist zorgen dat zij anders gaan werken!” Dat heb ik heel lang volgehouden, een jaar of acht.