Ik ben ook nog een keer opgepakt, in de cel, in de Marnixstraat, hoek Elandsgracht, op het hoofdbureau van politie. Mijn moeder moest mij ophalen. Maar we hadden nog niet eens telefoon, dus dat duurde nog wel even. Ik zat daar in die cel en las wat er allemaal op de muren stond. Het enige wat mij dwars zat was dat ik de volgende dag naar de Outsiders kon. Want die mochten ook al niet meer in Amsterdam spelen, want dat was altijd vechten. Die traden daarom in Krommenie op en wij wilden daar liftend naar toe. Dat ik daar bij wilde zijn, was het enige wat mij interesseerde.
Ik was op de Dam opgepakt, omdat ik een jongen zoende. Dat was onzedelijk! Dat was heel slecht. Nou, ik heb ervan langs gehad! Ik moest me ’s maandags weer melden op de Overtoom bij de Kinderpolitie met nette kleding aan en geen mini. “Meisje, meisje, waar ben je nu mee bezig?! Ga eens op dansles,” zei de inspecteur van politie.
“Waarom heb je dat niet gedaan. Je oudste zus doet dat wel.”
“Ja,” zei ik, “maar dat vind ik ook zo’n grote trut!” Zo ging dat toen.